C4 Opbouw van argumentatie - blz. 62

C4 - Opbouw van argumentatie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

C4 - Opbouw van argumentatie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt en een   
      argument
  • Ik kan verschillende soorten argumentatievormen herkennen.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Herhaling
Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument  hoeft niet waar te zijn. Ze zijn wel controleerbaar.

Naar mijn mening is Trump de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 4 - Tekstslide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 5 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 8 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie: 

Slide 10 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
afhankelijk of onafhankelijk

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt en er zijn gegevens weggeraakt.
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig,  nevenschikkend (afhankelijk) , nevenschikkend (onafhankelijk) + onderschikkend? 

Slide 12 - Tekstslide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 14 - Quizvraag

Let op: Verschil met boek
Filmpje                                                                         Boek               
onafhankelijk nevenschikkend                        Meervoudig
afhankelijk nevenschikkend                              Nevenschikkend


Slide 15 - Tekstslide