2.3

Paragraaf 2.3 : De invloed van hoogte, zee en wind
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.3 : De invloed van hoogte, zee en wind

Slide 1 - Tekstslide

Bij de poolcirkel is de invalshoek van de zonnestralen … dan bij de evenaar.
A
groter
B
kleiner

Slide 2 - Quizvraag

Seizoenen bestaat omdat ...
A
De zon om de aarde draait
B
De aarde schuin op zijn as staat
C
De aarde om de zon draait
D
De aarde om zijn as draait

Slide 3 - Quizvraag

Als er geen atmosfeer was...
A
Zou het 's nachts heel koud zijn
B
Zou er niks veranderen
C
Zou het 's nachts warmer zijn
D
Zouden de seizoenen niet bestaan

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is het rond de poolcirkel zo koud?
A
Dat komt door al dat ijs
B
De zonnestralen vallen er loodrecht in
C
De zonnestralen vallen er heel schuin in
D
Ze hebben er geen aardgas

Slide 5 - Quizvraag

Op welke breedtegraad ligt de poolcirkel?
A
0 graden
B
30 graden
C
66,5 graden
D
90 graden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is klimaat?
A
Het weer
B
Het gemiddelde weer in 30 jaar
C
Het weer in de hele wereld

Slide 7 - Quizvraag

Vorige lessen:
  • Vorige lessen hebben we het gehad over het weer en het klimaat. Hieronder nogmaals de uitleg: 

  • Het weer: Toestand van de atmosfeer (temperatuur, neerslag, wind en zonneschijn) op één bepaald moment op één bepaalde plaats.

  • Het klimaat: Het gemiddelde weer (temperatuur en neerslag) van een groot gebied gemeten over dertig jaar.

Slide 8 - Tekstslide

Deze les:
De les ga je het volgende leren:
  • Door welke oorzaken de temperatuur kan veranderen.
  • Beschrijven wat de invloed is van hoogte, wind, zee en zeestromen op de temperatuur


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De warmte van de zon
  • De zon verwarmt de aarde
- De helft van de zonnestralen komt op aarde terecht

  • Aarde verwarmt de atmosfeer
-Warmte komt van onderen

  • Broeikasgassen in de atmosfeer
- Houden warmte vast
-Bijvoorbeeld CO2
-Zorgen voor het broeikaseffect

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hoger, hoe kouder
  • Hoe hoger je de lucht in gaat, hoe kouder het wordt
  • Per 100 meter die je stijgt wordt het 0,6 graden kouder
  • Denk maar aan het beklimmen van een berg: Beneden kan het lekker warm zijn maar eenmaal aan de top is het fris.
  • De planten die op de berg groeien veranderen ook --> Hoe hoger je komt. Hoe minder er groeit.


Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
WAT? Maak 2.3 opdracht 1 t/m 10
TIJD? 20 minuten
KLAAR? Maak 2.1 en 2.2 af en verbeter
Ook daarmee klaar? Kom naar de docent 
timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Zee of land
  • Land warmt snel op en koelt snel af
-Grote temperatuurverschillen

  • Zee warmt langzaam op en koelt langzaam af
-Kleine temperatuurschommelingen

  • Wind van zee naar land: aanlandige wind

  • Wind van land naar zee: Aflandige wind

  • In Nederland:
- Meestal wind uit het westen
-Winter: Minder koud
-Zomer: Minder warm



Slide 17 - Tekstslide

Zeestromen
  • Ontstaan door de wind en door temperatuurverschillen
  • Er zijn koude en warme zeestromen
  • Golfstroom: 
- Begint bij de Golf van Mexico
-Zorgt in Nederland voor warmte

Slide 18 - Tekstslide