Word zelf een schrijver!

Word zelf een schrijver!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Word zelf een schrijver!

Slide 1 - Tekstslide

Creatief schrijven
In deze module leer je een eigen verhaal schrijven rondom het thema 'misdaad'.

Een verhaal schrijf je niet zomaar, dus laten we bij het begin beginnen!

Slide 2 - Tekstslide

10 t/m 16 januari

1. Je verdiept je in verschillende misdaadverhalen en maakt poëzie C opdracht 3 t/m 6.
2. Je werkt aan niveau 2F in leestekens en spelling (Numo)
3. Voorbereiden GP Lezen + spiekbriefje (woensdag 19 januari)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zit het met de spelling?
  1. In jouw verhaal is het belangrijk om foutloos te spellen.
  2. Je moet deze periode daarom de onderdelen spelling en leestekens in Numo afronden.
  3. Ga naar Numo --> Hoever ben jij met deze onderdelen?

Uiterlijk 30 januari heb je leestekens en spelling op 2F gehaald

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Had je de fout snel door? 
Doe samen eens de interpunctiequiz van Taalvoutjes 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Maak nu een keuze:
1. GP lezen voorbereiden (spiekbriefje of oefenen)
2. Numo spelling/leestekens
3. Ander vak

Slide 8 - Tekstslide

Wat is géén perspectief in een verhaal?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief
C
Alwetende verteller
D
De schrijver zelf

Slide 9 - Quizvraag

Een creatief verhaal bestaat uit elementen:
Personages
Wie?
Tip: gebruik in een kort verhaal maar een paar personages en werk deze goed uit. Dat is interessanter dan veel oppervlakkige personen.
Ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
Tip: een ruimte doet veel met het verhaal. Zeker als je het gedetailleerd beschrijft, kan de lezer de ruimte zo voor zich zien.
Probleem
Wat is er gebeurd?/Wat is het probleem? Dit is de rode draad in je verhaal. 

TIP: het is lastig om een verhaal echt kort te houden. Schrijf eerst het begin en het slot en daarna pas het middenstuk. 
Tijd
Wanneer speelt het zich af?
Is het verhaal chronologisch (eerst, toen, daarna) of komen er ook flashbacks/flashforwards in voor?

TIP: schrijf altijd in de tegenwoordige tijd. Hierdoor word je verhaal spannender. Dus niet: hij kocht een.., maar hij staat op de markt en koopt een...
Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
Ik-perspectief, hij/zij-perspectief of een alwetende verteller?\

Slide 10 - Tekstslide

Personages
1. Wie spelen er een rol in je verhaal?
2. Hoe omschrijf je de personages? (innerlijk/uiterlijk)
3. Hoe introduceer je de personages?
4. Wat dragen jouw personages bij aan het verhaal? Waarom zien ze er zo uit? Waarom hebben ze deze eigenschappen?

Slide 11 - Tekstslide

Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
1. De alwetende verteller: doet niet mee in het verhaal, maar weet alles over iedereen (kan door de muren kijken).
2. De ik-verteller: kent zichzelf, maar weet niet wat anderen denken of weten. Vertelt alleen wat hij/zij ziet of hoort.
3. De hij/zij-verteller: de verteller is onzichtbaar. Geschreven in de derde persoon: Frits loopt naar de hoek van het gebouw en ..

Slide 12 - Tekstslide

Plaats en ruimte
Waar speelt het zich af? De setting is belangrijk! 
TIPS:
1. Gebruik alle zintuigen. Hoe ruikt de omgeving? Wat hoor je? Is het benauwd, warm of koud?
2. Zoom in op de details. Niet een salontafel, maar een oude houten salontafel met koffievlekken en vieze sokken erop.

Slide 13 - Tekstslide

Het probleem (plot)
Een verhaal zonder problemen is geen verhaal. Als alles koek en ei is, de hoofdpersoon nergens mee worstelt en eigenlijk diep tevreden is, is er niets om over te schrijven. 


Slide 14 - Tekstslide

Tijd 
1. Wanneer speelt het zich af?
2. Hoelang duurt het verhaal (2 dagen, 2 weken, 2 maanden?)
3. Vertel je alles chronologisch (eerst, toen, daarna) of zitten er ook flashbacks/flashforwards in?

TIP: Als je wisselt tussen tegenwoordige en verleden tijd, wordt het verhaal heel onrustig om te lezen. Bepaal dat je het verhaal in (bijvoorbeeld) verleden tijd vertelt en blijf erbij.p: A

Slide 15 - Tekstslide

Je hoort het verhaal '2C' van Mirjam Mous. Luister en benoem: perspectief, ruimte, tijd en de cliffhanger.

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag!
Ga naar NieuwNederlands online --> Ga naar poëzie en fictie:
1. Maak onderdeel C Misdaad: opdr. 3 t/m 6. 
Eerder klaar? Maak alvast een mindmap of leen een leesboek

Slide 17 - Tekstslide

Een goed verhaal
1. Je hebt verschillende misdaadverhalen gezien en je weet meer over literaire begrippen.
2. Overleg met je buurman/-vrouw: welke (vijf) elementen zitten er in een goed verhaal?

Slide 18 - Tekstslide

Hoe nu verder?
  • Vorige week leerde je over de literaire begrippen en verdiepte je je in misdaadverhalen.
  • Deze week ga je beginnen met de eerste stappen voor je eigen verhaal!
  • We bekijken samen de opdrachten en het beoordelingsformulier

Slide 19 - Tekstslide

Welke elementen zitten er
ook alweer in een goed verhaal?

Slide 20 - Woordweb

Welke eisen zitten er
aan een goed verhaal?

Slide 21 - Woordweb

Je maakt een mindmap voor jouw verhaal
  1. Gebruik Word, papier of www.coggle.it.
  2. Beschrijf het volgende:
  • Wie? (personages en perspectief)
  • Wat? (probleem en plot)
  • Waar? (ruimte en de details)
  • Wanneer/hoelang?
  • Een sterke openingszin en een slotzin

Slide 22 - Tekstslide

17 t/m 21 januari
  • Je maakt opdr. 3 t/m 6 van poëzie onderdeel C
  • Je maakt een mindmap voor je verhaal
  • Je rondt niveau 2F van spelling af

Controle op dinsdag 25 januari

Slide 23 - Tekstslide

Hoe moet je beginnen?
1. Je werkt in schrijfgroepen. Van je docent hoor je bij wie je zit. 2. Zoek elkaar op en open het beoordelingsformulier.
3. Bespreek samen: waar moet het verhaal aan voldoen en hoe ga je starten?
4. Geef de docent een seintje als je klaar bent en succes!

Voor de eerste les van volgende week is je eerste versie af!

Slide 24 - Tekstslide