Korte herhaling tijkvak 1-4

Tijdvak 1 tot 8
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 1 tot 8

Slide 1 - Tekstslide

De komende toets gaat over tijdvak 5 t/m 8
Welk begrip hoort niet bij deze tijdvakken
A
Agrarische samenleving
B
Industriële samenleving
C
Agrarisch-Urbane samenleving
D
landbouw-stedelijke samenleving

Slide 2 - Quizvraag

In het gebied van het huidige Nederland eindigde de prehistorie met
A
De komst van de Bataven
B
De uitvinding van het spijkerschrift
C
De uitvinding van het alfabet
D
De komst van de Romeinen

Slide 3 - Quizvraag

Een vereiste voor het ontstaan van een agrarisch-urbane samenleving is
A
er moeten architecten zijn.
B
Het drieslagstelsel moet uitgevonden zijn
C
Er moet een landbouwoverschot zijn
D
Er moet in dat gebied graan zijn

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de titel van Tijdvak 2?

Slide 5 - Open vraag

Hoe heet de bestuursvorm in het oude Griekenland waarbij één man de macht heeft gepakt of gekregen
A
Oligarchie
B
Tirannie
C
Aristocratie
D
Monarchie

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heette de eerste Romeinse keizer?
A
Julius Caesar
B
Augustus
C
Nero
D
Constantijn

Slide 7 - Quizvraag

Noem een kenmerkend aspect dat gaat over religie: wees volledig

Slide 8 - Open vraag

Stel: je krijgt een plaatje over een Romeins badhuis die opgegraven is in Smildecity. Welke KA hoort daar dan bij ?
A
De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
C
De groei van het Romeinse imperium
D
De ontwikkeling van het Jodendom en Christendom

Slide 9 - Quizvraag

Romaniseren is
A
De verspreiding van de cultuur van de romeinen
B
Het veroveren van zoveel mogelijk gebied door de Romeinen
C
Het proces van handel tussen de Romeinen en Germanen
D
Een verplichte taalpolitiek waarbij alle bezette gebieden het Romaans moeten leren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de titel van tijdvak 3?

Slide 11 - Open vraag

Vraag over tijdvak 3
Welk begrip hoort niet bij dit tijdvak?
A
Ridders
B
Feodalisme
C
Kerstening
D
Stadsrechten

Slide 12 - Quizvraag

In tijdvak 3 spreken we van een
A
Agrarisch Urbane cultuur
B
Een Agrarische cultuur
C
Een Industriële cultuur
D
Een stedelijke cultuur

Slide 13 - Quizvraag

Het feodalisme is een
A
economisch systeem
B
productie systeem
C
politiek systeem
D
een ambtelijk systeem

Slide 14 - Quizvraag

Noem de drie standen die in tijdvak 4 ontstaan
A
Horigheid - Adel - Geestelijkheid
B
Geestelijkheid - Adel - Burgerij
C
Burgerij - Ambtenarij - Adel
D
Horige boeren - Vrije boeren - Landheer

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit waarom het hofstelsel succesvol was.

Slide 16 - Open vraag

De titel van tijdvak 4 is...
A
Steden en Staten
B
Handel en Hegemonie
C
Rechten en Plichten
D
Graven en Hertogen

Slide 17 - Quizvraag

het begrip 'gilde' past het beste bij het KA...
A
de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
B
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
C
de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
De oprichting van handelscompagnien en ambachtsverenigingen in het Noord-West Europa, en daarmee verbonden specialisatie.

Slide 18 - Quizvraag

De Reconquista is een onderdeel van het KA: de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe.
A
Waar
B
Niet-waar

Slide 19 - Quizvraag

TIJDVAK 3


tijdvak 4


Feodalisme
Hofstelsel
Kerstening
centralisatie
Westers schisma
gildes

kruistochten

Hanze

Slide 20 - Sleepvraag

wat is de titel van tijdvak 5?

Slide 21 - Open vraag

De renaissance heeft te maken met KA's: welke 2?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
C
De wedergeboorte van de klassieke culturen door Oumo Universale
D
De veranderende wereld van kunst en beeldhouwkunst door wetenschappers en kunstenaars

Slide 22 - Quizvraag

Calvijn en Luther zijn beide prostestanten, maar verschillen in een paar opzichten: volgens calvijn mag je in opstand komen tegen je vorst en van luther mag dat niet. klopt dat?
A
waar
B
niet-waar

Slide 23 - Quizvraag

Reizen, reformatie en renaissance. tijdvak 5 is druk en bezig. het jaar 1500 is best bijzonder: alles verandert eigenlijk, maar wat niet?
A
de standenmaatschappij
B
het belang van geloof
C
De macht blijft bij vorsten
D
geloof in hemel en hel

Slide 24 - Quizvraag

Tijdvak 6 gaat over regenten en vorsten, maar die titel is onvolledig. welke groep mensen zou je nog kunnen noemen?

Slide 25 - Open vraag

De wetenschappelijk revolutie valt tussen ... en ...
A
renaissance en verlichting
B
wetenschappelijk denken en renaissance
C
wetenschappelijk denken en wetenschappelijk excursie
D
renaissance en rationeel empirisme

Slide 26 - Quizvraag

Wat weet je over Lodewijk XIV: geef 3 antwoord, gebruik 1x 'enter'

Slide 27 - Woordweb


A

Slide 28 - Quizvraag