herhaling h 3

herhaling h 3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

herhaling h 3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bereken massapercentage bloem in pannenkoeken beslag.
Beslag: 110 gram ei, 250 gram bloem, 500 gram melk en 2 gram zout.

Slide 5 - Open vraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:  massapercentage bloem  in het beslag
  2. Welke formule is er nodig:  massapercentage = massa stof / massa mengsel x 100 %3.
  3. Gegevens:    Hoeveelheid bloem ( stof ) = 250 gram;     Hoeveelheid beslag ( mengsel) = 110 + 250 + 500 + 2 = 862 gram 
  4. Berekening:  massapercentage  = 250 / 862  x 100 % = 29 %
  5. Antwoord: massapercentage  bloem (meel) = 29 %

Belangrijk: 
Werk volgens deze 5 stappen
Vermeld de juiste eenheid. 
Schrijf volledig uit!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het massapercentage zout in water als 90 gram zout in 10 kg water wordt opgelost
A
9 %
B
0,9 %
C
0,09 %
D
0,009 %

Slide 7 - Quizvraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:   De massapercentage zout in de oplossing
  2. Welke formule is er nodig:  Massapercentage = massa stof / massa mengsel  x 100 % = (Zout / Totaal oplossing) x 100 %
  3. Gegevens:    Hoeveelheid zout = 90 gram;     Hoeveelheid oplossing = 10 kg = 10 000 gram 
  4. Berekening:  Massapercentage (90 / 10 000) x 100 % = 0,9 %
  5. Antwoord: Het massapercentage zout bedraagt 0,9 %  Antwoord B

Belangrijk: 
Werk volgens deze 5 stappen
Als je met massa percentage en volume percentage gaat rekenen zorg er dan voor dat boven en onder de streep dezelfde eenheden staan.  Hier stond boven de streep gram en onder de streep eerst kg, maar die laatste moet je omzetten naar grammen. (je kan als alternatief natuurlijk ook het getal boven de streep omzetten naar kg). 
Belangrijk is dat het dezelfde eenheden worden 
Schrijf volledig uit!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Stoffen scheiden en stofeigenschappen
In de natuur bestaan er een hele hoop verschillende stoffen.
Deze stoffen willen we soms van elkaar scheiden.
Er bestaan verschillende manieren om stoffen van elkaar te scheiden. Hierbij maken we gebruik van verschil in stofeigenschappen.

Slide 16 - Tekstslide

Stofeigenschappen
Stofeigenschappen zijn eigenschappen van een stof die specifiek bij die ene stof hoort.

Een voorbeeld van een stofeigenschap is de kleur, maar ook bijvoorbeeld de fase bij kamertemperatuur.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Scheiden door bezinken
We kunnen een vaste stof in een vloeistof scheiden door deze eerst te laten bezinken.

Bij bezinken zakt de stof met de hoogste dichtheid naar de bodem.

De dichtheid van een stof is de massa van een stof bij een vaste volume:
Zo heeft water een dichtheid van  1 kg/L, maar ijzer een dichtheid van ongeveer 8 kg/L.

Slide 19 - Tekstslide

Bezinken en afschenken
Nadat je een vaste stof hebt laten bezinken, ligt je vaste stof op de bodem. Nu moet de vloeistof nog uit het glas.

Dit kan je doen door afschenken: Hierbij giet je de vloeistof voorzichtig wel, en blijft de vaste stof over.

Slide 20 - Tekstslide

bezinken
  • wanneer kan je dit
       gebruiken?

  • bij een suspensie
  • dus een vaste stof in een vloeistof
  • wat achterblijft is het residu
  • (kan versneld worden door centrifugeren)

Slide 21 - Tekstslide

Filtreren
Wanneer we niet genoeg tijd hebben voor bezinken, kunnen we gebruik maken van filtreren.

Bij filtreren laten we de suspensie door een filter heen gaan: De vaste stof blijft achter, en de vloeistof gaat door het filter heen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Filtreren
Filtreren werkt met Deeltjesgrootte: Een stof met grote deeltjes kan niet door het filter heen. Water is klein, en kan wel door de poriën van een filter heen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Extraheren
In de theebladeren zitten stoffen die goed oplossen in water. Door er heet water bij te doen komen die moleculen los van de bladeren en lossen op in het water. 

Slide 31 - Tekstslide

Tekening extraheren

Slide 32 - Tekstslide

extraheren
Bij extraheren worden er vaste stoffen uit een mengsel getrokken. De methode berust op het verschil in oplosbaarheid van de stoffen in een bepaald oplosmiddel.
Door een verwarmd extractiemiddel te gebruiken wordt de oplosbaarheid groter.

Slide 33 - Tekstslide

Suikerbieten
Een suikerbiet is een mengsel van verschillende stoffen; water, suiker, cellulose en eiwitten. Het percentage suiker is ongeveer 16%. 
De bieten worden in stukken gesneden, deze stukken gaan warm water in en de suiker lost op in het water.

Slide 34 - Tekstslide

Berekening
Op de boerderij ligt 500 kg suikerbieten. Het suikerpercentage zit op 16,4 %. Bereken hoeveel suiker er gewonnen kan worden uit de suikerbieten.

Slide 35 - Tekstslide

Adsorberen
Om fijn opgeloste deeltjes uit je mengsel te krijgen kan je gebruik maken van actief kool. Microscopisch zien de korrels actief kool eruit als een spons. Door de hoeveelheid gaatjes in het kool blijven de deeltjes daar in vast zitten.
Adsorberen werkt op basis van aanhechtingsvermogen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Ingezoomd op de actieve kool

Slide 39 - Tekstslide