T1 H1: Mendeliaanse overerving

Thema 2, Hoofdstuk 1:

 Mendeliaanse overerving




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 64
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 64 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 2, Hoofdstuk 1:

 Mendeliaanse overerving




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

Een zaadcel heeft
A
23 chromosomen
B
23 chromatiden
C
46 chromosomen
D
46 chromatiden

Slide 2 - Quizvraag

Een zaadcel en een eicel zijn beiden
A
Haploid (2n)
B
Diploid (n)
C
Haploid (n)
D
Diploid (2n)

Slide 3 - Quizvraag

de geslachtchromosomen zijn
A
Autosomen
B
Heterosomen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een gen?

Slide 7 - Open vraag

GENLOCUS
= plaats van een gen op een chromosoom
vb: 22q12.2

Slide 8 - Tekstslide

allel= 
variant waarin een gen kan voorkomen

Slide 9 - Tekstslide

Homozygoot of heterozygoot?
"Als een individu voor een bepaald gen twee identieke allelen bezit, dan is het homozygoot voor dat kenmerk. Bevat het twee verschillende allelen, dan is het heterozygoot voor dat gen."

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Dominant allel
=
allel dat bij een heterozygoot organisme tot uiting komt in het fenotype

Recessief allel
=
allel dat niet tot uiting komt als er een dominant allel aanwezig is


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Kruisingen
  • P: ouders     (parentes)
  • F1: nakomelingen 1ste generatie (filia=dochter)
  • F2: nakomelingen 2de generatie

Slide 15 - Tekstslide

Monohybride kruising
kruising waarbij de overerving van één kenmerk wordt bestudeerd
(A: lang haar, a: kort haar)
Dihybride kruising
kruising waarbij de overerving van twee kenmerken wordt bestudeerd
(idem + B: bruin, b: zwart)

Slide 16 - Tekstslide

1. Inleidende begrippen

Slide 17 - Tekstslide

2. De wetten van Mendel

Slide 18 - Tekstslide

zaadvaste planten
Bij een zaadvast ras komen uit het zaad planten voort met (ongeveer) dezelfde eigenschappen als de ouders. Vandaar de naam 'zaadvast'. De voorplantingscyclus kan dus eindeloos worden voortgezet, van generatie op generatie.

+ zelfbestuiving

Slide 19 - Tekstslide

De wetten van Mendel
  1. Uniformiteitswet
  2. Splitsingswet
  3. Onafhankelijkheidswet

Slide 20 - Tekstslide

2.1 UNIFORMITEITSWET
"Bij een monohybride kruising van homozygote organismen zijn alle F1-nakomelingen identiek."

Slide 21 - Tekstslide

2.2 SPLITSINGSWET
"Bij de kruising van twee F1-nakomelingen van de eerste uniforme generatie ontstaan er nakomelingen met verschillende genotypes en fenotypes.


PUNNET-vierkant


Bij de vorming van de gameten worden paren van allelen gesplitst, zodat er bij de vorming van een zygote nieuwe combinaties van allelen kunnen ontstaan.

Slide 22 - Tekstslide

2.2 SPLITSINGSWET
Verhouding 3:1

Slide 23 - Tekstslide

2.3 ONAFHANKELIJKHEIDSWET

Slide 24 - Tekstslide

2.3 ONAFHANKELIJKHEIDSWET

Slide 25 - Tekstslide

2.3 ONAFHANKELIJKHEIDSWET



Als je elk kenmerk afzonderlijk bekijkt, zie je dat de verhouding van de hoge tot de lage planten 3 : 1 is. 
Dat geldt ook voor de verhouding van de paarsbloemige tot de witbloemige planten. 
Kenmerken blijken dus onafhankelijk van elkaar over te erven.

Slide 26 - Tekstslide

2.3 ONAFHANKELIJKHEIDSWET
"De verschillende kenmerken worden onafhankelijk van elkaar overgeërfd." 

Dat betekent dat voor elk van die kenmerken de splitsingswet blijft gelden. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

TESTKRUISINGEN  (verdieping p. 82)

Slide 29 - Tekstslide

3. Variaties op de wetten van Mendel
Onvolledige dominantie
Codominantie
Multipele allelen
Letale allelen
Polygenie
Epistasie

Slide 30 - Tekstslide

Onvolledige dominantie

= geen van beide allelen zijn volledig dominant, waardoor de nakomelingen van de F1-generatie een fenotype vertonen dat intermediair is aan dat van de ouders

Slide 31 - Tekstslide

Codominantie

= Bij codominantie komen in het heterozygote individu beide fenotypes afzonderlijk tot uiting. Beide allelen laten zich in dezelfde mate laten gelden.

Slide 32 - Tekstslide

???
???

Slide 33 - Tekstslide

codominantie
onvolledige dominantie

Slide 34 - Tekstslide

Multipele allelen
=  op populatieniveau kunnen er voor een bepaald gen meer dan twee allelen voorkomen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Letale allelen
=  een allel dat voor een homozygoot (identieke allelen voor één kenmerk) organisme dodelijk is

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Polygenie
 Als verschillende onafhankelijke genen samenwerken om één fenotypisch kenmerk tot stand te brengen,

Heel wat fenotypische kenmerken van een organisme vertonen echter een grote gradatie in het kenmerk.

Het fenotypische kenmerk het resultaat is van het tot uiting komen van meerdere genen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Epistasie
= overschaduwing
 Bij deze interactie tussen genen wordt het tot uiting komen van een gen in het fenotype beïnvloed door de expressie van een ander gen.

Slide 43 - Tekstslide

Polydactylie (verdieping p. 91)
complete of gereduceerde penetrantie
frequentie tot uiting komen bij dragers ?
expressiviteit: mate van fenotypische expressie bij een individu

Slide 44 - Tekstslide

ADS 1 (p. 93)

Slide 45 - Tekstslide

ADS 1 (p. 93)
SSee x ssEE 

Slide 46 - Tekstslide

ADS 2 (p. 93)

Slide 47 - Tekstslide

ADS 2 (p. 93)

Slide 48 - Tekstslide

ADS 2 (p. 93)

Slide 49 - Tekstslide

ADS 3 (p. 93)

Slide 50 - Tekstslide

ADS 3 (p. 93)

Slide 51 - Tekstslide

ADS 4 (p. 93)

Slide 52 - Tekstslide

ADS 4 (p. 93)

Slide 53 - Tekstslide

ADS 5 (p. 93)

Slide 54 - Tekstslide

ADS 5 (p. 93)

Slide 55 - Tekstslide

ADS 6 (p. 93)

Slide 56 - Tekstslide

ADS 6 (p. 93)

Slide 57 - Tekstslide

ADS 6 (p. 93)

Slide 58 - Tekstslide

ADS 7 (p. 93)

Slide 59 - Tekstslide

ADS 7 (p. 93)

Slide 60 - Tekstslide

ADS 8 (p. 93)

Slide 61 - Tekstslide

ADS 8 (p. 93)

Slide 62 - Tekstslide

ADS 9 (p. 93)

Slide 63 - Tekstslide

ADS 9 (p. 93)

Slide 64 - Tekstslide