Paragraaf 6.1 - Geluid maken en horen


6.1 - Geluid maken en horen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


6.1 - Geluid maken en horen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 6.1
  • Je kunt voorbeelden geven van geluidsbronnen. 
  • Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt. 
  • Je kunt uitleggen wat een tussenstof is en enkele voorbeelden geven. 
  • Je kent de geluidssnelheid in lucht. 
  • Je kunt uitleggen hoe de mens geluid kan horen.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
In de natuur kun je allerlei geluiden horen, bijvoorbeeld het rommelen van de donder, het ruisen van de zee en het fluiten van vogels. Ook mensen veroorzaken geluid. Ze praten, zingen, schreeuwen, maken muziek, rijden in auto’s, steken vuurwerk af, enzovoort.

Slide 3 - Tekstslide

Geluidsbronnen
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een geluidsbron. Veel geluidsbronnen zijn door mensen gemaakt, bijvoorbeeld muziekinstrumenten, machines, motoren en luidsprekers (zie figuur).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Trillingen
Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt. 
• Bij je stem zijn het de stembanden die trillen. 
• Bij een luidspreker is het de conus die trilt. 
• Bij een gitaar zijn het de snaren die trillen.
Die trilling hoor je als geluid, doordat de trilling zich vanaf de geluidsbron naar je oren verplaatst. Die verplaatsing kun je vergelijken met de rimpeling in het water als je er een steentje in gooit. De plons is daarbij te vergelijken met de geluidsbron. De rimpeling in het water is het geluid dat zich verplaatst.

Slide 6 - Tekstslide

Vul het ontbrekende woord in.
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een...………………………….

Slide 7 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in.
Als in een geluidsbron trillingen plaatsvinden, dan ontstaat er ……………………….

Slide 8 - Open vraag

Kruis de geluidsbronnen aan.
A
een radio die aan staat
B
een pratende man
C
een snaar van een gitaar
D
een bliksemschicht die inslaat

Slide 9 - Quizvraag

Van de geluidsbron naar je oren
Op de volgende sheet zie je hoe het geluid van een luidspreker zich verspreidt. De conus van de luidspreker beweegt snel heen en weer. Als de conus naar buiten gaat, wordt de lucht rond de conus een klein beetje samengeperst. Als de conus naar binnen gaat, wordt de lucht iets ‘verdund’. Daardoor verandert de luchtdruk steeds een klein beetje en gaat de lucht in alle richtingen trillen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

De tussenstof
Je kunt een geluid alleen horen als er een tussenstof is: dit is een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar je oren. 

Meestal is lucht de tussenstof. Maar geluid kan zich ook verplaatsen door een vloeistof of een vaste stof (zoals metaal). Het geluid van je stem hoor je bijvoorbeeld niet alleen ‘buitenom’ (via de lucht), maar ook ‘binnendoor’ (via de botten van je schedel).

Slide 12 - Tekstslide

Kies onder ieder woord de omschrijving die er het beste bij past.
luidspreker
lucht
microfoon
Geluidsbron
Tussenstof
Ontvanger

Slide 13 - Sleepvraag

Als een luidspreker geluid geeft, beweegt de conus van de luidspreker snel heen en weer. Daardoor ontstaan drukverschillen in de lucht.
Wat gebeurt er met de lucht bij de conus, als de conus naar buiten beweegt?
A
De lucht wordt 'verdund'
B
De lucht wordt samengedrukt

Slide 14 - Quizvraag

Geluidsbron
Tussenstof
Trilling
Vul het ontbrekende woord in. 
Je kunt het geluid van een geluidsbron alleen horen 
als er een                                   is tussen de geluidsbron 
en je oren.

Slide 15 - Sleepvraag

Als een luidspreker geluid geeft, beweegt de conus van de luidspreker snel heen en weer. Daardoor onstaan drukverschillen in de lucht.
Wat gebeurt er met de lucht bij de conus, als de conus naar binnen beweegt?
A
De lucht wordt 'verdund'
B
De lucht wordt samengedrukt

Slide 16 - Quizvraag

Daan kijkt door een raam naar buiten en ziet zijn vriend Jesley. Hij 
hoort Jesley fluiten.  Geef aan door welke drie tussenstoffen het geluid achtereenvolgens gaat vanaf de mond van Jesley tot aan het oor van Daan.  
Het geluid verplaatst zich eerst door                        dan door           
en tenslotte door   
Lucht
Lucht
Glas

Slide 17 - Sleepvraag

Eliza zwemt onder water. De badmeester fluit hard op zijn fluit. Eliza hoort de fluit. 
Geef aan door welke twee tussenstoffen het geluid achtereenvolgens gaat vanaf de fluit tot aan het oor van Eliza. 
Het geluid verplaatst zich eerst door                      en dan door  
  
 
.
Water
Lucht

Slide 18 - Sleepvraag

De geluidssnelheid
Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. 
Je merkt dit bijvoorbeeld als het onweert. 
Het licht van de bliksem gaat veel sneller dan het geluid. Daardoor hoor je de donder pas als je de bliksem al gezien hebt. Hoe snel het geluid zich verplaatst, verschilt van stof tot stof. 
De geluidssnelheid in lucht is ongeveer 340 meter per seconde (≈ 1225 km/h).

Slide 19 - Tekstslide

De tijd die geluid nodig heeft om zich te verplaatsen door lucht hangt af van de geluidssnelheid.
Vul de juiste eenheid in bij de geluidssnelheid in lucht.
De geluidssnelheid in lucht is 340

Slide 20 - Open vraag

Als het onweert, dan zie je eerst de bliksem. Later hoor je de donder.
Vul de juiste woorden in.
Je ziet de bliksem voordat je de donder hoort, omdat de snelheid van het licht …...……………….de geluidssnelheid.

Slide 21 - Open vraag

De tijd die geluid nodig heeft om zich door lucht te verplaatsen, hangt af van de geluidssnelheid.
Vul de juiste geluidssnelheid in lucht in.
De geluidssnelheid in lucht is ………………..m/s.

Slide 22 - Open vraag

Als het onweert, dan zie je eerst de bliksem. Later hoor je de donder.
Kruis de juiste bewering aan.
A
De geluidsnelheid en de snelheid van het licht zijn even groot
B
De geluidsnelheid is groter dan de snelheid van het licht.
C
De geluidsnelheid is kleiner dan de snelheid van het licht.

Slide 23 - Quizvraag

Als geluidsgolven het oor bereiken, dan zal het trommelvlies mee gaan trillen.Vul het juiste woord in.
Als de luchtdruk aan de buitenkant van het trommelvlies groter wordt, dan zal het trommelvlies naar...……………..bewegen.

Slide 24 - Open vraag

Voordat je een geluid daadwerkelijk hoort, moeten er in je oor een aantal stappen achter elkaar plaatsvinden. Zet de volgende stappen in de juiste volgorde.
Een geluidsbron produceert een geluid.
De luchtdruk buiten je oor verandert.
Je trommelvlies gaat trillen.
Zintuigcellen nemen de beweging waar.
De hersenen ontvangen het signaal.
Je bent je bewust van het geluid: je hoort het geluid.

Slide 25 - Sleepvraag

Het trommelvlies


In figuur  is het binnenste van een oor getekend. Als geluidstrillingen het oor bereiken, gaat het trommelvlies ook trillen. 
• Het trommelvlies beweegt naar buiten als de luchtdruk bij A lager wordt. 
• Het trommelvlies beweegt naar binnen als de luchtdruk bij A hoger wordt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Link

Geluid horen
Op die manier trilt het trommelvlies mee met de trillingen in de lucht. Zintuigcellen nemen deze beweging waar en geven dat door aan de hersenen.

Slide 29 - Tekstslide

Als geluidsgolven het oor bereiken, dan zal het trommelvlies mee gaan trillen.
Vul het juiste woord in.
Als de luchtdruk aan de buitenkant van het trommelvlies kleiner wordt, dan zal het trommelvlies naar...…………………...bewegen.

Slide 30 - Open vraag

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 6.1 en maak de online opdrachten     
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!     
Hulp: Geen     
Tijd:  ???? minuten lang     
Huiswerk: opdrachten 1 tm 13 van paragraaf 6.1 & Test jezelf    
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 31 - Tekstslide