quiz

Quizz
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quizz

Slide 1 - Tekstslide

aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot

Slide 2 - Quizvraag

Aa is
A
Homozygoot recessief
B
Homozygoot Dominant
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot Dominant

Slide 3 - Quizvraag

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 4 - Quizvraag

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 5 - Quizvraag

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 8 - Quizvraag

Een chromosoom bevat:
A
Één gen
B
Meerdere genen
C
Één of meerdere genen, afhankelijk van het chromosoom

Slide 9 - Quizvraag

Twee verschillende genen in een chromosomenpaar voor één eigenschap is
A
homozygoot
B
heterozygoot
C
co-dominant
D
onvolledig dominant

Slide 10 - Quizvraag

aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 12 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 13 - Quizvraag

Intermediaire kruising
Beide genen zijn even sterk. Geen dominant gen.
Onder de nakomelingen bevinden zich 'mengvormen' van de genotypen.
P: KzKz x KwKw
F1: 100 %  KzKw

Slide 14 - Tekstslide

De F1 wordt gekruist KwKz x KwKz
Hoe groot is de kans op een witte nakomeling KwKw
A
25%
B
50%
C
100%
D
75%

Slide 15 - Quizvraag

Verhouding genotype =
AA:Aa:aa 
Verhouding fenotype =
Zwartbont : roodbont = 3:1

Slide 16 - Tekstslide

De verhouding in het genotype kun je in percentages noemen maar ook in verhouding. De percentages 25%, 50% en 25% noem je:
A
3:1
B
1:2:1
C
2:1
D
3:5:3

Slide 17 - Quizvraag

Voorbeeld kruising

Slide 18 - Tekstslide

De kans op Roodbont = 25%
De kans op Zwartbont = 75%

Wat staat er op de vraagtekens?
???

Slide 19 - Tekstslide

De kans op Roodbont = 25%
De kans op Zwartbont = 75%

Wat staat er op de vraagtekens?
A
Aa
B
AA
C
aa
D
aA

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting?
A
Knollen
B
Bestuiving
C
Stekken
D
Bollen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemen we een plotselinge verandering van het genotype?
A
Mutant
B
Intermediair
C
Mutatie
D
DNA-recombinant techniek

Slide 22 - Quizvraag

Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 23 - Quizvraag

In de afbeelding zie je
een vorm van
erfelijkheidsonderzoek.

Wat zie je?
A
een NIPT test
B
een vlokkentest
C
een vruchtwaterpunctie
D
Hier telt men bacteriën

Slide 24 - Quizvraag

In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Zitten er in een spiercel geslachtschromosomen?
A
Ja, er zit 1 geslachts-chromosoom in
B
Nee, er zitten geen geslachtschromosomen in
C
Ja, er zit een geslachts-chromosomenpaar in

Slide 27 - Quizvraag

Welke geslachtschromosomen kan een spermacel bevatten (we gaan uit van een normale situatie)
A
XX
B
XY
C
een X en een Y
D
Alleen een Y

Slide 28 - Quizvraag