H6 vt van sterke ww

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
In de vorige les heb je geleerd over de zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

Deze les gaan we leren hoe je sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 3 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 4 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 5 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 6 - Tekstslide

't ex kofschip
Gebruik 't ex kofschip als je een zwak werkwoord in de verleden tijd moet opschrijven.

Hoe?  --> voorbeeldzin: Selma (redden v.t.) ..... het niet om op tijd te zijn.
  1. Schrijf van het werkwoord de stam op: redd
  2. Kijk of de laatste letter in 't kofschip zit.
  3. Nee, dus +de of +den
  4. Schrijf in de zin de ik-vorm op: red. 
  5. Kijk wie het werkwoord uitvoeren. MV of EV? --> redde

Slide 7 - Tekstslide

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 8 - Sleepvraag

1. Onze klusjesman (maken) onze voordeur.
2. Ze (schroeven) de planken vast.
3. Het (regenen) de hele dag.

Slide 9 - Open vraag

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 10 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 11 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf het werkwoord goed op.

Let op tegenwoordige tijd, verleden tijd en enkelvoud/meervoud

Slide 13 - Tekstslide

Noteer de pv in de tt:
Hoeveel euro (besteden) jij elke maand aan make-up?

Slide 14 - Open vraag

Noteer de pv in de tt:
De pestvogel (leven) in het noorden van Scandinavië.

Slide 15 - Open vraag

Noteer de pv in de vt:
Mischa en Kai (hurken) naast de verdwaalde peuter.

Slide 16 - Open vraag

Noteer de pv in de vt:
Met grote ogen (staren) tante Wil naar de foto van haar zoon.

Slide 17 - Open vraag

Noteer de pv in de vt:
Na één seizoen (verdwijnen) de quiz al weer van het scherm.

Slide 18 - Open vraag

Noteer de pv in de vt:
Wij (verbazen) ons over de prijs van de vliegtickets.

Slide 19 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?
  1. Ga naar Magister --> Leermiddelen --> Nieuw Nederlands
  2. Maak de opdrachten van H6 Taalverzorging (de verleden tijd van sterke werkwoorden)

Slide 20 - Tekstslide