In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Produceren
Wat is dat?
Slide 1 - Tekstslide
Wat is produceren ook al weer?
Slide 2 - Open vraag
Voorbeelden van produceren
Slide 3 - Woordweb
Het maken van goederen en diensten voor verkoop noemen we produceren. Iemand die produceert, noem je een producent.
Slide 4 - Tekstslide
Er zijn drie productiefactoren:
Natuur: de grondstoffen.
Arbeid: werk door mensen.
Kapitaal: goederen waarmee je produceert, zoals een machine, een tractor, een computer of kratjes.
Slide 5 - Tekstslide
Arbeid
Natuur
Kapitaal
Al het materiaal wat je nodig hebt voor het maken van een auto
De techneuten die de auto in elkaar moeten zetten
De chauffeurs die je nodig hebt om de auto's te vervoeren
De vrachtauto's die je nodig hebt om de auto's te vervoeren
Zonne-energie die je opwekt om zo milieuvriendelijk te werken
Slide 6 - Sleepvraag
Wie zorgt ervoor dat alles goed loopt in een bedrijf?
Slide 7 - Woordweb
De ondernemer
Als je succesvol wilt produceren, dan moet je de productiefactoren slim met elkaar combineren. Dit combineren noem je ondernemerschap. Ondernemerschap is de vierde productiefactor.
Slide 8 - Tekstslide
Een bedrijfskolom
Een bedrijfskolom laat voor een product zien welke bedrijven betrokken zijn bij het maken van een product.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
1
2
3
4
5
Slide 11 - Sleepvraag
Toegevoegde waarde
In elke stap in de bedrijfskolom wordt het product bewerkt, waardoor er waarde aan het product wordt toegevoegd. Dit noem je toegevoegde waarde.