Les 23 A2-B1 Belgielaan

Huiswerk voor 16-4
  • Opdracht 10 en 11 (boek bladzijde 115). Stuur naar mij via LINK
  • Thema 6 - taak 3 - 1 tot en met 6
  • Grammatica: 8.6 * het adjectief, de comparatief en de superlatief, wel of niet voor een substantief: Deze grotere auto is mooier. (herhaling)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk voor 16-4
  • Opdracht 10 en 11 (boek bladzijde 115). Stuur naar mij via LINK
  • Thema 6 - taak 3 - 1 tot en met 6
  • Grammatica: 8.6 * het adjectief, de comparatief en de superlatief, wel of niet voor een substantief: Deze grotere auto is mooier. (herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Grammatica: 8.5 * het adjectief wel of niet voor een substantief: het kleine meisje, het meisje is klein
  • Thema 6 - taak 3- woorden
  • Thema 6 - taak 3

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica: 8.5 * het adjectief wel of niet voor een substantief: het kleine meisje, het meisje is klein

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica: 8.5 * het adjectief wel of niet voor een substantief: het kleine meisje, het meisje is klein
Vergelijk de stad waar je nu woont met een andere stad die je goed kent.

Voorbeeld:
  • Moskou heeft drukkere wegen dan Haarlem.
  • Huizen in Moskou zijn duurder dan in Haarlem
  • Haarlem is het leukst(e)

Slide 4 - Tekstslide

Thema 6 - taak 3- woorden
Bekijk de woordenlijst van taak 3.
Ken je alle woorden? Welke woorden zijn moeilijk of onduidelijk?
1 = Geef een omschrijving van het woord.
2 = Maak een zin met het woord.
3 = Gebruik het woord in een vraagzin (Bijvoorbeeld: Zing jij in een koor?)?
4 = Noem een ander woord dat bij dit woord past.
5 = Liplezen = dus zonder stem!
6 = Zelf kiezen.

1 = Geef een omschrijving van het woord.
2 = Maak een zin met inversie met het woord.
3 = Gebruik het woord in een vraagzin (Bijvoorbeeld: Zing jij in een koor?)?
4 = Noem een ander woord dat bij dit woord past.
5 = Liplezen = dus zonder stem!
6 = Maak een zin met bijzin met het woord

Slide 5 - Tekstslide

Thema 6- taak 3- Ik haal sowieso een onvoldoende
We lezen de tekst 'Examenvrees' op bladzijde 116


Slide 6 - Tekstslide

Reflexief pronomen - Zichzelf
Zichzelf

Ik geloof in mezelf
Je gelooft in jezelf
Hij/zij gelooft in zichzelf
Wij geloven in onszelf
Jullie geloven in jezelf
Wij geloven in onszelf

Slide 7 - Tekstslide

Uitspraak- let op woordaccent en verbonden spraak
‘Nu al? Maar we hebben nog een half uur toch? 
‘Nee, kom op, we gaan.’
‘Hoe kun jij zo rustig blijven?’
Ik ben echt zo zenuwachtig.’
Nu raak je helemaal in paniek.
Je hebt gewoon examenvrees’, 
‘Maar dat heeft toch helemaal geen zin?’, 
‘uitgerust’, ‘
Wil je dat echt weten?’, ‘
Je hebt hartstikke veel talent’, ‘

Slide 8 - Tekstslide

Thema 6- taak 3- Ik haal sowieso een onvoldoende
Opdracht 2 tot en met 10

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide