Stap 2: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gegeven stof
Stap 3: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gevraagde stof (door de molverhouding van je gegeven stof)
Stap 4: reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde grootheid en eenheid (bijvoorbeeld omrekenen naar massa in g)
Stap 5: controleer de significantie
Slide 4 - Tekstslide
4
a) Bij het verbranden van hout ontstaan kooldioxide en water. Deze gassen verdwijnen direct in de lucht, maar hebben wel een massa.
b) Links van de pijl hebben de beginstoffen samen een massa van 1,0 + 1,2 = 2,2 kg. Volgens de wet van massabehoud moet er rechts van de pijl dan ook 2,2 kg vrijkomen. Dat betekent dat er 2,2 − 0,60 = 1,6 kg CO2(g) is vrijgekomen.
c)
Slide 5 - Tekstslide
4
d) C6H10O5(s) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 5 H2O(l)
1 : 6 : 6 : 5
Slide 6 - Tekstslide
4
d) C6H10O5(s) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 5 H2O(l)
1 : 6 : 6 : 5
Slide 7 - Tekstslide
5a
stof: CH4
m = 1,0 g
n = ? mol
M = 1 × 12,01 + 4 × 1,008 = 16,042 g/mol
n = 1,0 : 16,042
n = 0,063 mol methaan
5b) Reactievergelijking: 2 mol zuurstof is nodig voor de verbranding van 1 mol methaan, dus verbranding van 0,063 mol methaan is 2×0,063 mol = 0,13 mol zuurstof nodig.
Slide 8 - Tekstslide
5c
stof: O2
m = ? g
n = 0,13 mol
M = 2 × 16,00 = 32,00 g/mol
m = n × M
m = 0,13 × 32,00
m = 4,2 g zuurstof
5d) 1,0 + 4,2 = 5,2 g.
Slide 9 - Tekstslide
6
a) MgH2(s) + 2 H2O(l) → MgO2H2(s) + 2 H2(g)
Slide 10 - Tekstslide
6b
Slide 11 - Tekstslide
7
Slide 12 - Tekstslide
8
a) 2 NaN3(s) → 2 Na(s) + 3 N2(g)
Slide 13 - Tekstslide
8b
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen 4.3 Massa
Je kunt op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.Je kunt molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
Je kunt uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden.
Je kunt uitrekenen welke stof bij een reactie in over-/ondermaat aanwezig is.
Slide 15 - Tekstslide
Overmaat en ondermaat
Ondermaat: de beginstof die als eerste op is
Overmaat: de beginstof die na de reactie nog over is.
Een overmaat appels:
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld 4
In een vat wordt 50 gram NH3(g) gemengd met 50 gram HCl(g). Hierbij ontstaat NH4Cl(s).
Geef aan welke stof in overmaat aanwezig is en bereken hoeveel gram NH4Cl(s) ontstaat.