De stichting van Rome

Programma 31 Januari
kennis activeren stichting van Rome
werkwoorden in het Latijn
bijvoeglijk naamwoord
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma 31 Januari
kennis activeren stichting van Rome
werkwoorden in het Latijn
bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les je
herkent de infinitivus vorm van het werkwoord
kent de uitgangen in het tegenwoordige tijd
weet waarom een bijvoeglijk naamwoord twee of drie vormen heeft

Slide 2 - Tekstslide

Stichting van Rome

Slide 3 - Woordweb

Werkwoord
Hele wk in het Latijn = re
Het hele wk wordt ook infinitivus genoemd
Het wk in het Latijn heeft meerdere stammen
Modus: indicativus die bevat meerdere tijden
- praesens ( tegenwoordige tijd)
 - perfectum ( tegenwoordig onvoltooide tijd)
- imperfectum ( voltooide tijd)

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoord in het Latijn
Latijnse werkwoorden zijn opgebouwd uit een stam + uitgang

Een voorbeeldje:
Hele werkwoord ‘vocare’:   VOCA- RE = te roepen

De persoonsvorm ‘vocat’:   VOCA + T = hij roept

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica 1 : werkwoorden
Voor ik, jij, hij/zij, wij, jullie en zij (mv) heeft het Latijn 
zijn eigen uitgangen.
enkelvoud:                                         meervoud:
ik                   o                                        wij                     mus
jij                   s                                         jullie                tis
hij / zij         t                                         zij (mv)            nt

Deze modus wordt de indicativus  genoemd => de persoonsvorm

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten 15 minuten
Bekijk Taaloefening A hulpboek blz. 26.
- noteer alle enkelvoudsvormen van het werkwoord
- noteer alle meervoudsvormen van het werkwoord
- zoek ww : a-stam, e-stam, i-stam


Slide 7 - Tekstslide

amas
A
jij houd van
B
jullie houden van
C
ik houd van
D
wij houden van

Slide 8 - Quizvraag

ambulamus
A
wij wandelen
B
ik wandel
C
hij wandelt
D
niemand wandeld

Slide 9 - Quizvraag

hoe vond je deze les?

Slide 10 - Open vraag