Examen Nederlands

Centraal Eindexamen Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Centraal Eindexamen Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel punten kun je ONGEVEER halen op het CE?
A
30
B
40
C
50
D
60

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel punten van je examen zijn voor de schrijfopdracht?
A
9
B
10
C
13
D
15

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel tijd krijg je voor het CE Nederlands? (zonder extra tijd)
A
100 minuten
B
120 minuten
C
200 minuten
D
150 minuten

Slide 4 - Quizvraag

Wat neem je mee naar het CE Nederlands?

Slide 5 - Woordweb

CE Lezen 

Slide 6 - Tekstslide

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 7 - Sleepvraag

Tekst 3 is altijd een advertentie. Welk tekstdoel heeft een advertentie?

Slide 8 - Open vraag

Welk type woorden moet je zeker leren?
A
Signaalwoorden
B
Werkwoorden
C
Verwijswoorden

Slide 9 - Quizvraag

Welke drie mogelijke schrijfopdrachten zijn er?

Slide 10 - Open vraag

Op het CE telt spelling mee.
A
Ja, maar alleen bij de schrijfopdracht
B
Nee, telt niet mee
C
Ja, in het hele CE
D
Nee, dat was vroeger wel maar nu niet meer.

Slide 11 - Quizvraag

Herhaling lezen: 
- Onderwerp 
- Deelonderwerp 
- Hoofdgedachte
- Tekstdoel 
- Signaalwoorden 
- Verwijswoorden 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 14 - Quizvraag


Wat is een hoofdgedachte?
A
gedachte uit je hoofd
B
samenvatting van een tekst in één zin
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst

Slide 15 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 16 - Quizvraag

Tekstdoelen
Welke tekstdoelen ken jij?

Slide 17 - Open vraag

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 18 - Sleepvraag

timer
1:00
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 19 - Sleepvraag

Wat zijn verwijswoorden? Noem een voorbeeldzin waarin je een verwijswoord gebruikt.
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

CE Schrijven 

Slide 21 - Tekstslide

Herhaling schrijven
- Zakelijke e-mail 
- Zakelijke brief
- Artikel 

Slide 22 - Tekstslide

Een zakelijke email bevat:
A
Geen adresgegevens, wel email adres en onderwerp
B
Wel adresgegevens, geen email adres en onderwerp
C
Geen adresgegevens, geen email adres wel een onderwerp
D
Wel adresgegevens, wel een email-adres en geen onderwerp

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn de eisen van een zakelijke email?
A
Duidelijk, aantrekkelijk, volledig, gericht
B
Gericht, duidelijk, aantrekkelijk, correct
C
Aantrekkelijk, duidelijk, formeel
D
Kort, formeel

Slide 24 - Quizvraag

Waarin verschillen een zakelijke brief en een zakelijke email?

Slide 25 - Open vraag

Een zakelijk brief heeft:
A
Altijd een vaste volgorde
B
alleen een middenstuk
C
Een informeel karakter
D
Een open eind

Slide 26 - Quizvraag

Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw. Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.

Slide 27 - Quizvraag

Stel je voor: je schrijft een artikel over plasticsoep.
Wat zou je in je artikel schrijven?
Noem drie kernwoorden.
timer
1:30

Slide 28 - Open vraag

In de inleiding moet je de aanleiding van je mail of artikel schrijven. Hoe kun je beginnen? Schrijf een voorbeeld op.

Slide 29 - Open vraag

INLEIDING
KERN
SLOT
Aanleiding voor het schrijven van het artikel
Een mening over het onderwerp.
Introductie van jezelf.
Conclusie.
Een zin om de aandacht te trekken.
Feiten, cijfers, voorbeelden
Toelichting van jouw mening.
Bedanken.

Slide 30 - Sleepvraag

Slide 31 - Tekstslide