Paragraaf 6 Rekenen met de inkomstenbelasting

Paragraaf 6 Rekenen met de inkomstenbelasting
leerdoelen
Je leert hoe het belastingstelsel in Nederland werkt

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6 Rekenen met de inkomstenbelasting
leerdoelen
Je leert hoe het belastingstelsel in Nederland werkt

Slide 1 - Tekstslide

INKOMSTENBELASTING
Volgens het boxxenstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 3 - Tekstslide

belasting via boxenstelsel
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.
BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, geld geinvesteerd in een groter bedrijf
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen, spaargeld en belggingen.

Slide 4 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Belasting betalen ... in 3 boxen
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
Het belastbaar inkomen is het inkomen waarover je inkomstenbelasting moet betalen.

Formule:
belastbaar inkomen = brutoloon + bijtellingen - aftrekposten 

Slide 7 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!!!

Slide 8 - Tekstslide

box 1
  • belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)
  • als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 9 - Tekstslide

Oefenopgave 1

Stel dat dit belastingstelsel geldt:





a) Hoeveel belasting betaalt iemand met een inkomen van € 40.000?


Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking
Je betaalt de belasting als volgt:
Over de 1e schijf 0 - 20000 = 25% x 20000,- = € 5000,-
Over de 2e schijf 20000 - 60000 = 35% x 20000,- = € 7000,-
Dus totaal betaal je € 12000,- belasting.

Slide 11 - Tekstslide

belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 
Het belastbaar inkomen bereken je als volgt: inkomen + bijtellingen - aftrekposten.

Slide 12 - Tekstslide

bijtellingen
Als je een eigen woning hebt, of bijvoorbeeld een auto van de zaak, ziet de belastingdienst als een vorm van inkomen, en daar moet je belasting over betalen. Hoeveel is afhankelijk van de waarde van je woning.

Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van de woning wat als belasting betaald moet worden.

Slide 13 - Tekstslide

aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je aftrekken. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =      € 1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        
Over dit inkomen wordt dan de belasting berekent over de verschillende schijven, zoals in de eerdere som is gedaan.

Slide 15 - Tekstslide

huiswerk 
paragraaf 6 1 t/m 6

Slide 16 - Tekstslide