ET 3 Review

Review ET 2
Chapters 4 and 5
all grammar and vocabulary
ET 2 -HAVO 3
Chapters 4 and 5
Grammar and Vocabulary
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Review ET 2
Chapters 4 and 5
all grammar and vocabulary
ET 2 -HAVO 3
Chapters 4 and 5
Grammar and Vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple and Present Perfect

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
iets in het verleden gebeurt en nu is afgelopen

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Past Simple?
PAST SIMPLE

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple 

Slide 5 - Tekstslide

Grammar!

PRESENT PERFECT

PRESENT PERFECT

Slide 6 - Tekstslide

present perfect

Slide 7 - Tekstslide

Present perfect

Slide 8 - Tekstslide

Present perfect

Slide 9 - Tekstslide

+
?
-
I
have lived
Have I lived?
I haven't lived
He, she, it
has lived
         he
Has she lived?
          it
He
She hasn't lived
It
We, you, they
have lived
          we
Have you lived?
          they
We 
you haven't lived
they
Present Perfect

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link


Present Simple vs Present Continuous

Slide 12 - Tekstslide

Present Simple vs Present Continuous

Slide 13 - Tekstslide

present simple vs. present continuous

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Object plus Infinitive

Slide 16 - Tekstslide

Na werkwoorden die een wens of bevel uitdrukken, gebruik je een lijdend of meewerkend voorwerp+ infinitief met to.

Slide 17 - Tekstslide

Objective plus infinitive
Object = lijdend of meewerkend voorwerp
Infinitive = hele werkwoord
                 

I told you to stand up.
I wanted you to turn around.
I asked you to clap your hands.
I ordered you to be quiet.
I expected you to sit down.

Slide 18 - Tekstslide

Object plus infinitive
Voorbeelden van werkwoorden die wens/bevel uitdrukken:

advise
ask
encourage
expect
intend
invite
mean
order
persuade
prefer
remind
tell
warn
want
would like
would love

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Indirect speech

Slide 21 - Tekstslide

Direct and indirect speech

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Past Perfect

Slide 25 - Tekstslide

HAD + Voltooid deelwoord
Je gebruikt past perfect om aan te geven dat iets eerder is gebeurd dan iets anders.

Before I went to school, I had eaten a sandwich
(vaak in een zin met past simple)

Slide 26 - Tekstslide

Past Perfect

Slide 27 - Tekstslide

Past perfect

Slide 28 - Tekstslide

past perfect van 'give'
A
gave
B
have given
C
had given
D
was giving

Slide 29 - Quizvraag

wat is de juiste vorm van de past perfect ?
A
I have watched that video
B
I watched that video
C
I had been watching the video
D
I had watched

Slide 30 - Quizvraag

Past perfect:
Which sentence contains a Past Perfect?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Slide 31 - Quizvraag

Hoe maak je de past perfect?
A
was/were + ww + ing
B
am/is/are+ going to+ hele werkwoord
C
have/has + volt.deelwoord
D
had + volt.deelwoord

Slide 32 - Quizvraag

Past perfect of wear

Slide 33 - Open vraag

Past perfect of throw

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Link

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide