H4 - KA 4 en 5 - 1920

Tijdvak 2
Kenmerkende aspecten:

4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Griek-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 2
Kenmerkende aspecten:

4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Griek-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
De Griekse wereld 
- het ontstaan van de stadsstaat
- de ontwikkeling van het burgerschap
- veel verschillende staatsvormen
- Griekse cultuur

Slide 2 - Tekstslide

Polis (meervoud: poleis)
rond 300 in Griekenland
'stad' omringd door platteland
- Autarkisch
- Autonoom

Extra info (achtergrond informatie)

Het oude Griekenland was niet één land, maar bestond uit verschillende stadstaten. Dit kwam door het Griekse landschap. Doordat het gebied uit veel onvruchtbare grond, bergen en eilanden bestaat, zijn op verschillende plekken gemeenschappen ontstaan die weinig contact hadden met andere gemeenschappen en dus hun eigen wetten maakten en een eigen identiteit ontwikkelden. Het Griekse woord voor stadstaat is polis (meervoud: poleis). In de tijd van de Grieken waren er wel rond de 300 poleis. 

De eerste Griekse poleis ontstonden rond 3000 v.Chr. Rond 800 v. Chr. waren veel poleis zo hard gegroeid, dat ze niet meer voldoende voedsel voor alle inwoners konden produceren. Veel Grieken verlieten hun polis en gingen zich verstigen op een andere plek aan de Middellandse Zee waar meer ruimte en voedsel was. Deze plek werd een kolonie van de polis waar de inwoners vandaan kwamen. In het begin waren de kolonies nog erg verbonden met de ‘moederstadstaat’ of ‘metropolis’, maar op den duur werden veel kolonies ook zelfstandige stadstaten. Het hele gebied waar Griekse stadstaten en kolonies voorkwamen noemen de de Griekse wereld. De Grieken zelf noemden dit gebied Hellas.

Slide 3 - Tekstslide

Athene was één van de grootste en militair sterkste poleis

Concurrent Sparta

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Poleis
 Meest opvallende overeenkomsten tussen alle poleis is de godsdienst. 

Iedere staat had dezelfde goden. De belangrijkheid van de goden verschilden per polis.
Zeus is de oppergod. Koning van goden, heerst over de hemel, lucht, het weer en de bliksem
Hera. zuster en vrouw van Zeus, beschermt het gezin, vrouw en huwelijk
Hades. Broer van Poseidon en Zeus, hoorn des overvloeds, rijkdom en god van de onderwereld
Pallas Athena. Dochter van Zeus, beschermster van kunstenaars, handwerkslieden en Athene, oorlog, wijsheid, oorlogsgodin, beschermengel van Griekse helden.
Artemis. Tweelingzuster van Apollo, dochter van Zeus en Leto, maan, jacht, maagden, wilde dieren en kuisheid, maar ook vruchtbaarheid
Ares. Zoon van Hera en Zeus, oorlog, krijgslust
Hestia. Godin van huis en haard, familie
Hermes. Zoon van Zeus en Maia, handel, reizigers, dieven, boodschapper van de gode
Apollo. zoon van Zeus en Leto, zon, orakel, geneeskunde, voorspellingskunst en muziek
Poseidon. zoon van Kronos, broer van Zeus en Hades, god van de zeeën, aardbevingen en paarden
Aphrodite.  geboren uit het bloed van Uranus op de zee, hiermee de oudste godin, godin van liefde, vruchtbaarheid, schoonheid en beschermster van flora en fauna.
Achtergrond info (extra info)

De Griekse godsdienst van polytheïstisch. Dat betekent dat de Grieken vele goden vereerden. Het Griekse woord poly betekent veel en theos betekent god. De meeste moderne godsdiensten zijn monotheïstisch. Dat betekent dat er één god aanbeden wordt.Het Griekse woord mono betekent één. De Grieken stelden hun goden voor als mensen: ze zagen eruit als mensen en ze hadden menselijke gevoelens zoals boosheid, verliefdheid of jaloezie. De goden waren echter wel onsterfelijk en beschikten over bovennatuurlijke krachten. Ze waren een soort familie, met aan het hoofd de oppergod Zeus. De goden woonden volgens de Grieken op de top van de berg Olympus. 

De grieken vertelden elkaar allerlei verhalen over de goden. Deze verhalen worden mythen genoemd. Alle Griekse godenverhalen bij elkaar wordt de Griekse mythologie genoemd. Met deze verhalen probeerden Grieken allerlei zaken uit de natuur en het leven te verklaren. Zo werd storm op zee volgens hen veroorzaakt doordat Poseidon, de god van de zee, boos was.

De Griekse goden hadden allemaal een specifiek onderwerp waar ze verantwoordelijk voor waren. Op afbeeldingen zijn de goden vaak herkenbaar door een bepaald voorwerp, een attribuut, dat te maken heeft met hun functie. De oppergod Zeus was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het weer. Op afbeeldingen is hij te herkennen aan een bliksemschicht in zijn hand. Poseidon, de god van de zee en volgens de verhalen de broer van Zeus, heeft meestal een drietand vast. Athena, godin van oorlog en wijsheid en dochter van Zeus, is op afbeeldingen vaak in harnas gekleed en heeft een uil op haar schouder.
De Grieken geloofden dat je na de dood naar de onderwereld zou gaan. De god van de onderwereld was Hades, ook een broer van Zeus. De onderwereld werd bewaakt door een hond met drie koppen. Hades ze je vaak afgebeeld samen met deze hond.

De Grieken vereerden allemaal dezelfde goden, maar in iedere polis was een andere god het belangrijkst. Dit was de beschermgod(in) van de polis. De Grieken geloofden dat deze god(in) de stad gesticht had en altijd aan hun kant stond in geval van oorlog of rampen. De manieren waarop goden vereerd werden kon ook verschillen per polis.
De Grieken hebben prachtige tempels gebouwd voor hun goden. De Grieken geloofden dat als ze goed zouden zijn voor de goden, de goden goed zouden zijn voor hen. Ze brachten offers aan de goden in de vorm van voedsel of dieren en hielden feesten of sportwedstrijden ter ere van hen. De Olympische Spelen werden bijvoorbeeld gehouden ter ere van Zeus.



Slide 6 - Tekstslide

De goden
• De rol die de goden toegekend kregen was in alle poleis hetzelfde: de goden regelden het dagelijks leven.

• Alles wat er op aarde gebeurde konden de goden een hand in hebben: je lot, geluk, liefde, maar ook natuurrampen of zonneschijn.

• Om de goden hierin te stemmen was offeren noodzakelijk. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Politiek in de Griekse poleis


  1. 1. Welkom
    2. Inleiding
3. Uitleg polis
4. Uitleg bestuursvormen
5. Opdracht ‘Wat denkt de filosoof?”
6. Nabespreking
7. Afsluiting

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De Griekse wereld kende vijf bestuursvormen

Monarchie
Tirannie
Aristocratie
Oligarchie
Democratie

Slide 11 - Tekstslide


Vaak de eerste staatsvorm in een polis
Staatsvorm waarbij de macht bij een persoon ( koning) ligt
Macht is erfelijk
Koning heeft verantwoordelijkheid over het bestuur 


Staatsvorm waarbij de macht ook bij een persoon ligt, maar waarbij hij deze macht niet legitiem (wettig) heeft verkregen.  
Is vaak in het begin populair (omdat hij een ongewenste situatie heeft opgelost)


Regering van de adel. 
Kleine groep mensen had de macht en beslissen


Regering van een kleine groep die niet perse van adel zijn. (bijvoorbeeld de slimsten of rijksten)


Belangrijke politieke beslissingen in de stad werden genomen door een volksvergadering (alleen mannen, van 30+). Vrouwen, slaven, vreemdelingen waren uitgesloten van deelname. 




Monarchie


Tirannie


Aristocratie


Oligarchie


Democratie

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht - de volksvergadering beslist
Nicias en Alcibiades voeren elk argumenten aan om hun gelijk te krijgen. Welke zijn dit?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Nicias en Alcibiades voeren elk argumenten aan om hun gelijk te krijgen. Welke zijn dit?

Slide 17 - Open vraag

Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat dit soort argumenten tegenwoordig ook nog spelen bij beslissingen over oorlog. Licht je antwoord toe.

Slide 18 - Open vraag

Zelf aan het werk:
1. Maak diagnostische toets A
2. Aan de slag met de weektaak, zie Magister

Slide 19 - Tekstslide