Unit 2

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG

1. Hoe ver zijn jullie?
2. PTA KLV morgen
3. Aan de slag! Start unit 2 p. 55
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen

Slide 2 - Tekstslide

Today
Start unit 2 p. 56

1. Watch short clip about Richard Branson
2. Read text about Richard Branson p. 56
3. Do exc. 2 up to 6
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen

Slide 3 - Tekstslide

VANDAAG

Do exc. 5, 6, 7 and 9 together.
Heb je dit al gemaakt? Dan controleer je of je de juiste antwoorden hebt.

Ik verwacht dat je tijdens de opdracht weet waar we zijn. 

Goed gewerkt? Tijd voor film...
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen

Slide 4 - Tekstslide

Today

Instruction 2 min

Do exc. 11 and exc. 12 together on p. 65 and 66 10 min

Do exc. 13 and 15 on p. 68 5 min
Do exc. 1 5 grammar together  on p. 69 5 min
Time left? Watch film 
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Today

Lieve allemaal,
Ik kan jullie helaas geen les geven omdat ik op het moment mondelingen aan het afnemen ben.  Lief zijn! Groetjes, VAR

Nakijken opdracht 8, 9 op p. 61, 62 en 63
Nakijken opdracht A en B p. 89

Oefenen voor het PTA woorden Unit 1. Hier krijgen je een werkblad voor.
Deze heb je op  4 december

Time left? Ask your teacher.
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen

Slide 6 - Tekstslide

VANDAAG
HOE DOE JE DAT?
1. Je mag zachtjes met je buurman/vrouw overleggen over de opdracht!!
2. Je mag zelf beslissen waar je aan begint.

3. Question? -->
Als je de beurt hebt 
gekregenmag je de 
vraag stellen

Slide 7 - Tekstslide

De verleden tijd in het Engel maak je door:
A
-ed achter alle werkwoord te zetten
B
-ed achter het werkwoord te zetten en -ing achter onregelmatige werkwoorden te zetten
C
-ed achter het werkwoord te zetten en -de achter onregelmatige werkwoorden te zetten
D
-ed achter alle werkwoorden te zetten en de onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm.

Slide 8 - Quizvraag

Zoals je nu weet hebben onregelmatige werkwoorden een eigen vorm. Welk rijtje gebruiken we voor onregelmatige werkwoorden?

Slide 9 - Open vraag

Noteer 3 voorbeelden van een onregelmatig werkwoord in de verleden tijd. Bijvoorbeeld: sold (verkocht)

Slide 10 - Open vraag

Aan deze signaalwoorden kan je de verleden tijd in een zin herkennen
A
Yesterday, this morning, in 2015, five minutes ago
B
Yesterday, last night, in 2015, five minutes ago
C
Half an hour ago, last night, tomorrow, in 2015
D
Half an hour ago, yesterday, next month, five minutes ago

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf de 3 werkwoorden op die in de verleden tijd staan in het volgende stukje tekst:
After school Richard spent all his time on his magazine. He was really good at talking to people and making friends. This often helped him to get interviews with famous actors and rock stars. In a very short time the magazine became a big hit

Slide 12 - Open vraag

Welke zin in de verleden tijd is correct?
A
I played football
B
I playing football
C
I playde football
D
I play football

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin in de verleden tijd is correct?
A
He sees the Tower
B
He saw the tower
C
Hee seed the Tower
D
He seeing the tower.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin in de verleden tijd is correct?
A
We liked the school trip
B
We liking the school trip
C
We likde the school trip
D
We like the school trip

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin in de verleden tijd is correct?
A
We tryed a new restaurant
B
We tryde a new restaurant
C
We trying a new restaurant
D
We tried a new restaurant

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin in de verleden tijd is correct?
A
We planed to go on holiday
B
We plan to go on holiday
C
We planned to go on holiday
D
We planning to go on holiday

Slide 17 - Quizvraag

Hoe maak je een zin in de verleden tijd vragend?
A
You did play football
B
Did you played football?
C
You did played football?
D
Did you play football?

Slide 18 - Quizvraag

Hoe maak je een zin ontkennend in de verleden tijd?
A
He didn't saw the tower
B
He didn't seed the towern
C
He didn't see the tower
D
Didn't he see the tower

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent spend
A
spelletjes
B
besteden
C
sparren
D
eindigen

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent cross?
A
opnieuw doen
B
keren
C
kraken
D
oversteken

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent once?
A
oneens
B
gram
C
ooit
D
graf

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent patient
A
stoep
B
geduldig
C
paneel
D
potent

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent convince?
A
veroordeeld
B
abbonnement
C
overtuigen
D
opzoeken

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent perhaps?
A
misschien
B
waarschijnlijk
C
meestal
D
nooit

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent confirmation?
A
bedekken
B
opvrolijken
C
handtekening
D
bevestiging

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent announcement?
A
zakenman
B
succesvol
C
hebberig
D
mededeling

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent mess
A
puinhoop
B
cursus
C
metaalbewerking
D
blij

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent cover?
A
betalen
B
snel
C
bedekken
D
geduldig

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent sell?
A
solderen
B
vertellen
C
verkopen
D
uitlenen

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent write?
A
avontuur
B
directeur
C
vliegtuig
D
schrijven

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent heat?
A
hoogte
B
tijdschrift
C
verhitten
D
serie

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent fee?
A
elfje
B
inschrijfgeld
C
garen
D
hoes

Slide 33 - Quizvraag

Wat betekent litter?
A
brief
B
uitgeven
C
afval
D
snel

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent lend?
A
uitlenen
B
leren
C
betalen
D
veranderen

Slide 35 - Quizvraag