Boodschappenlijst maken en koken

Boodschappenlijst maken en koken
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Boodschappenlijst maken en koken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je een boodschappenlijstje maken, een recept van een hoofdgerecht opschrijven, en weet je hoe je de imperatief gebruikt bij het bakken, koken, snijden en kopen van ingrediënten.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les.
Wat weet je al over het maken van een boodschappenlijstje en koken?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

NT2 ERK A1 Volwassenen
NT2 staat voor Nederlands als tweede taal en ERK A1 is het niveau van de taalvaardigheid. Deze les is voor volwassenen die Nederlands leren als tweede taal op het niveau A1.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat NT2 ERK A1 betekent en voor wie deze les is bedoeld.
Boodschappenlijstje maken
Een boodschappenlijstje maken is handig als je gaat koken. Schrijf op wat je nodig hebt en vergeet niets te kopen. Substantieven die je hierbij gebruikt zijn 'de boodschappenlijst' en 'nodig hebben'.

Slide 5 - Tekstslide

Geef voorbeelden van wat er op een boodschappenlijstje kan staan en leg uit wat substantieven zijn.
Voorgerecht en hoofdgerecht en nagerecht
Een maaltijd bestaat vaak uit een voorgerecht, hoofdgerecht en nagerecht. Leer de namen van deze gerechten in het Nederlands.

Slide 6 - Tekstslide

Geef voorbeelden van voorgerechten, hoofdgerechten en nagerechten en vraag de studenten of ze deze gerechten kennen.
Recept van hoofdgerecht opschrijven
Een recept is een lijst van ingrediënten en instructies om een gerecht te maken. Leer hoe je een recept van een hoofdgerecht in het Nederlands opschrijft. Substantieven die je hierbij gebruikt zijn 'het recept' en 'de instructies'.

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een recept en laat de studenten het recept in hun eigen woorden opschrijven.
Imperatief
De imperatief wordt gebruikt om instructies te geven. Leer hoe je de imperatief gebruikt bij het bakken, koken, snijden en kopen van ingrediënten. Verba die je hierbij gebruikt zijn 'bakken', 'koken', 'snijden' en 'kopen'.

Slide 8 - Tekstslide

Geef voorbeelden van instructies in de imperatief en laat de studenten oefenen met het geven van instructies.
Verba
Leer de verba 'bakken', 'koken', 'snijden' en 'kopen' en hoe je deze verba gebruikt in zinnen.

Slide 9 - Tekstslide

Leg de vervoeging van de verba uit en laat de studenten oefenen met het maken van zinnen met deze verba.
Substantieven
Leer de substantieven 'de prijs', 'de korting', 'het recept', 'nodig hebben' en 'het boodschappenlijstje' en hoe je deze substantieven gebruikt in zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

Geef voorbeelden van zinnen met deze substantieven en laat de studenten oefenen met het maken van zinnen met deze substantieven.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.