Mijn proefles

OMA
HAAR
SNOEPJES
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeLager onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

OMA
HAAR
SNOEPJES

Slide 1 - Tekstslide

Oma haar snoepjes...
Oma liep door winkelwonderland, met een mandje in d'r hand. 
Ze ging elke winkel in en holde heen en weer, tot twee uur na het begin, toen zette ze haar even neer.
"Hehe, wat een dag! Zoveel gekocht, dat heb ik nog nooit gedaan." Ze keek voor zich uit, ineens met een lach. Oma is de snoepjeswinkel binnengegaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Ze keek verwonderd in het rond. "zoveel lekkers, voor zo wieing pond." Snel nam ze een zakje en super fier, vulde ze het zakje met niet 1 snoepschep, maar met vier. "U heeft grote honger", grapte de snoepjesman. "Neenee", zei oma, "dat is niet het plan." "Dit snoep is voor mijn 4 kleinzonen, want ik moet ze nog voor hun goed rapport belonen." 

Slide 3 - Tekstslide

"234 snoepjes is een mooi cadeau, u bent een lieve oma, chapeau."  Eénmaal terug thuis, waren haar 4 kleinzonen ook in huis. Oma riep ze allemaal naar beneden, want ja ze had een goede reden. Ze liet het snoep zien aan de jonge gasten. "Dit is omdat jullie me met jullie goede werk verraste!"
Samen zeiden Ian, Twan, Nathan en Jan : "Dankuwel liefste oma! Maar hoeveel snoepjes is dat dan de man?

Slide 4 - Tekstslide

Maak een goede vraagzin.

Slide 5 - Open vraag

Maak de juiste bewerking.
432
324
234
243
342
423
3
4
5
6
:
x

+
-
=

Slide 6 - Sleepvraag

De uitkomst schatten
200 : 4 = 50

Slide 7 - Tekstslide

CIJFEREN!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel tientallen gaan er in een honderdtal?
A
0,1
B
10
C
100
D
Ik weet het niet.

Slide 10 - Quizvraag

Als ik 2 honderdtallen inruil voor tientallen, hoeveel tientallen heb ik dan?
A
0,5
B
0,2
C
20
D
5

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

TWAN
IAN
JAN
NATHAN

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel eenheden zitten er in een tiental?
A
10
B
1
C
0,1
D
5

Slide 15 - Quizvraag

Als ik 3 tientallen inruil voor eenheden, hoeveel eenheden krijg ik dan?
A
0,3
B
6
C
0,9
D
30

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

IAN
TWAN
JAN
NATHAN

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Maak een antwoordzin.

Slide 20 - Open vraag

Controle!

Slide 21 - Tekstslide