Nederlands examenteksten (2016-I)

Oefenen maandag 15/2
leesvaardigheid
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen maandag 15/2
leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag is het SE.
Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag staat vooral de beantwoording van open vragen op het programma.

Slide 3 - Tekstslide

Tekst

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
 
Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?

A
amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
informeren en overtuigen
D
informeren en tot handelen aanzetten

Slide 10 - Quizvraag

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?
De tekst wordt ingeleid door

A
de aanleiding noemen voor het schrijven van het artikel.
B
een voorbeeld te geven bij het onderwerp.
C
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.
D
het standpunt van de schrijver weer te geven.

Slide 13 - Quizvraag

De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar.
 
Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen weer?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar.

Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen weer?

A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders + leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen j en m?

Slide 16 - Quizvraag

De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes.

 Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 19 - Open vraag

“Dit wordt ook wel de ‘sekse-stereotypering’ genoemd.” (r. 25-27)
 
Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 22 - Open vraag

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)

Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)
Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

A
Talents
B
Tastes
C
Temperaments
D
Tails

Slide 26 - Quizvraag

“Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71)

Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?
A
middel - doel
B
opsomming
C
overeenkomst - verschil
D
voorwaarde

Slide 33 - Quizvraag

“Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (…)” (regels 101-102)

Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor ‘competitiever’.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor ‘competitiever’.

Slide 36 - Open vraag

“De prooi (…) pad zijn.” (r. 144-152)

Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in....
(kies 1 van de T's)

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

“De prooi (…) pad zijn.” (regels 144-152)

Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in

A
Tails
B
Talents
C
Tastes
D
Temperaments

Slide 40 - Quizvraag

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
1 door een aanbeveling te doen
2 door een conclusie te trekken
3 door een samenvatting te geven
4 door een toekomstverwachting te geven

Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?
1 = aanbeveling doen, 2 = conclusie trekken,
3 = samenvatting geven, 4 = toekomstverwachting geven

Slide 43 - Open vraag

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?
A
De aangeboren verschillen tussen j en m moeten niet ontkend worden.
B
De onderzochte verschillen tussen j en m zijn gemiddelden.
C
J en m zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend.
D
Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen j en m.

Slide 44 - Quizvraag