Rekentoets deel 1F-A
1 / 51
Lesduur is: 110 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
11 + 7 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 2 - Open vraag
34+20=
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 3 - Open vraag
586 + 137 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 4 - Open vraag
223 + 438 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 5 - Open vraag
15 - 9 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 6 - Open vraag
88 - 40 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 7 - Open vraag
836 - 248 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 8 - Open vraag
934 - 228 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 9 - Open vraag
21 + 22
33+36
41 + 22
12+12
11+19
42+42
50+25
75+25
99+3
11+47
30
24
84
63
100
69
102
58
75
43
Slide 10 - Sleepvraag
43-22
69-33
63-22
36-13
24-12
30-19
84-42
75-25
100-25
102-3
12
23
11
41
50
36
75
99
42
21
Slide 11 - Sleepvraag
300 + 350
450 + 450
135 + 700
600 + 700
1600 + 800
1600 + 400
3700 + 1200
1400 + 700
3600 + 500
850 + 850 =
835
650
4900
900
1700
4100
1300
2000
2400
2100
Slide 12 - Sleepvraag
3 x 10 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 13 - Open vraag
6 x 5 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 14 - Open vraag
18 : 2 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 15 - Open vraag
25 : 5 =
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 16 - Open vraag
1X8=
2X8=
3X8=
4X8=
5X8=
6X8=
7X8=
8X8=
9X8=
10X8=
80
72
64
56
48
40
24
16
8
32
Slide 17 - Sleepvraag
100 : 5
49 : 7
72 : 8
56 : 7
20
7
9
8
Slide 18 - Sleepvraag
18:3=
63:7=
25:5=
12:4=
5
9
3
6
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Sleepvraag
Slide 21 - Sleepvraag
Sleep 65 cent naar het spaarvarken.
Gebruik zo min mogelijk munten.
Slide 22 - Sleepvraag
Sleep 80 cent naar het spaarvarken. Gebruik zo min mogelijk munten.
Slide 23 - Sleepvraag
Het kost: 70 cent.
Je betaalt met:
Hoeveel krijg je terug?
Slide 24 - Sleepvraag
Het kost: 80 cent
Je betaalt met:
Hoeveel krijg je terug?
Slide 25 - Sleepvraag
9 uur
half 1
half 11
half 6
5 uur
Sleep de klokken naar de juiste tijd.
Slide 26 - Sleepvraag
09:00
12:30
22:30
17:30
17:00
Sleep de klokken naar de juiste tijd.
Slide 27 - Sleepvraag
Sleep de juiste (digitale )tijden naar de klokjes.
17:00
1:30
19:00
12:30
Slide 28 - Sleepvraag
Sleep van klein naar groot!
3,7
4,5
3,4
3,9
Slide 29 - Sleepvraag
Sleep van minder naar meer!
€ 11,30
€ 11,75
€ 10,90
€ 11,09
Slide 30 - Sleepvraag
0,497 kg
0,980 kg
1,025 kg
1,999 kg
0,204 kg
bijna 1 kg
iets meer dan 1 kg
bijna een halve kg
ongeveer 200 gram
bijna 2 kg
Slide 31 - Sleepvraag
8,90 euro is bijna ...... euro
(afronden op een heel getal)
(afronden op een heel getal)
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 32 - Open vraag
6,45 meter is bijna ..... meter
(afronden op twee decimaal).
(afronden op twee decimaal).
alleen je antwoord geven (geen uitwerking)
Slide 33 - Open vraag
Welk getal ligt het dichtst bij 61?
A
57
B
59
C
64
D
56
Slide 34 - Quizvraag
Bij welk bouwsel hoort de plattegrond?
A
B
C
Slide 35 - Quizvraag
Bij welk bouwsel hoort de plattegrond?
A
B
C
Slide 36 - Quizvraag
Uit hoeveel blokken bestaat dit bouwsel?
A
8
B
10
C
12
D
6
Slide 37 - Quizvraag
Wat zie je als je van boven (naar beneden) kijkt?
A
B
C
D
Slide 38 - Quizvraag
Dani en Jet lopen per dag 4 km. Hoeveel km hebben ze gelopen na 3
dagen?
dagen?
A
4
B
8
C
12
D
7
Slide 39 - Quizvraag
Lotte heeft 4 honden, 6 paarden en 2 varkens.
Hoeveel dieren heeft ze in totaal?
Hoeveel dieren heeft ze in totaal?
A
10
B
12
C
13
D
14
Slide 40 - Quizvraag
Op de school van Ali zijn in totaal 12 meesters en juffen. Er zijn 4 meesters.
Hoeveel juffen zijn er?
Hoeveel juffen zijn er?
A
8
B
7
C
9
D
16
Slide 41 - Quizvraag
Max bakt 15 pizza's. Hij verkoopt er 6. Hoeveel pizza's zijn er nog over?
A
10
B
21
C
8
D
9
Slide 42 - Quizvraag
Liana fietst 12 km naar haar school. Dan fietst ze 7 km naar haar vriendin.
Hoeveel km fietst ze in totaal?
Hoeveel km fietst ze in totaal?
A
5 km
B
84 km
C
19 km
D
20 km
Slide 43 - Quizvraag
Anne koopt een bal van 30 euro. Ze krijgt 10 euro korting.
Hoeveel moet ze betalen?
Hoeveel moet ze betalen?
A
40 euro
B
20 euro
C
30 euro
D
10 euro
Slide 44 - Quizvraag
James koopt 4 zakken snoep. 1 zak snoep kost 2 euro.
Hoeveel euro moet James betalen?
Hoeveel euro moet James betalen?
A
6 euro
B
2 euro
C
8 euro
D
7 euro
Slide 45 - Quizvraag
Om half 4 gaat Sarah op de fiets naar oma. Ze is er om 4 uur.
Hoe lang heeft ze gefietst?
Hoe lang heeft ze gefietst?
A
10 minuten
B
20 minuten
C
15 minuten
D
30 minuten
Slide 46 - Quizvraag
Je hebt 4 briefjes van €5 euro.
Hoeveel euro heb je in totaal?
Hoeveel euro heb je in totaal?
A
€15
B
€5
C
€20
D
€4
Slide 47 - Quizvraag
Je had €20.
Je hebt een pen van €4 gekocht
Hoeveel geld heb je nu nog over?
Je hebt een pen van €4 gekocht
Hoeveel geld heb je nu nog over?
A
€24
B
€16
C
€14
D
€11
Slide 48 - Quizvraag
Ik vond de toets...
1 = Moeilijk, 5 = makkelijk
1 = Moeilijk, 5 = makkelijk
😒🙁😐🙂😃
Slide 49 - Poll
Wat denk je dat je cijfer is?
1 = onvoldoende tot 5 = heel goed
1 = onvoldoende tot 5 = heel goed
😒🙁😐🙂😃
