Ontwikkeling puber en adolescent

Een adolescent heeft moeite met...
A
Onvolkomenheden
B
Biologische klok
C
Presteren
D
Uithoudingvermogen
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Een adolescent heeft moeite met...
A
Onvolkomenheden
B
Biologische klok
C
Presteren
D
Uithoudingvermogen

Slide 1 - Quizvraag

Hersencellen sterven af en maken plaats voor nieuwe verbindingen tijdens de adolescentie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Adolescenten denken hetzelfde als pubers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Mannen leggen de nadruk in de seksuele fase op.....
A
Intimiteit
B
Relaties
C
Seksuele beleving
D
Jaloezie

Slide 4 - Quizvraag

De lichamelijke verandering van de puber staat in het teken van geslachtsrijp worden. Dat wil zeggen dat:
A
Iemand zijn seksuele voorkeur ontdekt
B
Iemand geslachts-gemeenschap wilt hebben
C
Iemand in staat is om zich voort te planten
D
Iemand graag kinderen wilt krijgen

Slide 5 - Quizvraag

Wat ben jij eigenlijk?
A
ik ben een puber
B
ik ben een adolescent
C
mijn vader/moeder vindt mij een puber maar ik vind mezelf een adolescent

Slide 6 - Quizvraag

Aan het begin van de puberteit is sprake van een enorme lengtegroei en ook toename van gewicht
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De groeispurt begint bij meisjes zo'n twee jaar eerder dan bij jongens.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Door de groeispurt kan een puber tijdelijk erg onhandig zijn. Hij groeit zo snel, dat hij zijn nieuwe lichaamslengte niet meer kan bijbenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Geslachtsrijpheid wil zeggen dat..
A
iemand heel open is over in hoeverre hij of zij zich lichamelijk heeft ontwikkeld
B
iemand geslachtsgemeenschap wil hebben
C
iemand in staat is zich voort te planten
D
iemand graag kinderen wil krijgen.

Slide 10 - Quizvraag

Pubers kiezen vaak voor wat op korte/lange termijn winst oplevert
A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 11 - Quizvraag

Pubers en adolescenten zijn gevoelig voor beloningen
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Pubers kunnen hun impulsen niet altijd controleren
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Pubers zijn vooral egocentrisch buitenshuis
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Groep leeftijdsgenoten waartoe pubers behoren, die een vergelijkbare status en belangstelling hebben.
A
groepsdruk
B
peergroup
C
conformisme
D
individuatieproces

Slide 15 - Quizvraag

Het aanpassen aan, en gedragen naar, de geldende (groeps-)normen
A
groepsdruk
B
peergroup
C
conformisme
D
individuatieproces

Slide 16 - Quizvraag

Snelle stemmingswisselingen bij de puber worden veroorzaakt door de toename van hormoonproductie aan het begin van de puberteit.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoe groeien pubers?
A
Het hele lichaam groeit in dezelfde maten.
B
De ledematen groeien eerst.
C
Het hoofd groeit trager dan de rest.
D
Eerst het hoofd, daarna de ledematen & het hoofd.

Slide 18 - Quizvraag

Ook al zijn jongeren vroeger rijp, de leeftijd voor de eerste, echte, seksuele ervaring blijkt uit onderzoek op:
A
14 jaar
B
15 jaar
C
16 jaar
D
17 jaar

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de onderstaande beweringen over de ontwikkeling in de puberteit is waar?
A
bij meisjes vindt de eerste menstruatie altijd voor de piek in de lengtegroei plaats.
B
de secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen later
C
jongens bereiken hun volwassen lengte eerder dan meisjes
D
Meisjes bereiken hun volwassen lengte eerder dan jongens.

Slide 20 - Quizvraag

Als een jongen de baard in zijn keel krijgt gaat hij met een hogere stem praten
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Rond welke leeftijd vindt de seksuele rijping van meisjes plaats?
A
10 jaar
B
11 jaar
C
12 jaar
D
13 jaar

Slide 22 - Quizvraag

Adolescenten denken steeds genuanceerder. Wat houdt dit in?
A
Ze realiseren zich dat er verschillen zijn in culturen, normen en waarden
B
Ze filosoferen over rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid
C
Ze kunnen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie
D
De overbodige hersencellen worden afgebroken, zodat er ruimte is voor nieuwe verbindingen

Slide 23 - Quizvraag

Wat verandert er in de relatie tussen adolescenten en hun ouder(s)?
A
Gezagsverhouding verandert in gelijkwaardigheid
B
De adolescent wordt vrijgelaten in alles
C
Er verandert weinig in de relatie in vergelijking tijdens de puberteit
D
Adolescenten zorgen nu meer hun ouders in plaats van andersom

Slide 24 - Quizvraag

Hoe komt het dat er meer ruimte komt voor nieuwe verbindingen in de hersenen van adolescenten?
A
De hersenen blijven altijd groeien
B
Goede hersencellen sterven af
C
Overbodige hersencellen sterven af
D
De hersenen krimpen bij adolescenten

Slide 25 - Quizvraag

In de puberteit verandert de biologische klok van pubers. Wat is hiervan het gevolg?
A
Pubers hebben geen besef van tijd
B
Pubers gaan laat naar bed en slapen lang uit
C
Pubers hebben moeite om te plannen
D
Pubers gaan vroeg naar bed en staan vroeg op

Slide 26 - Quizvraag