Puber en adolescent 1e jaar niveau 4 ontwikkelingspychologie

puber en adolescent
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

puber en adolescent

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8 feiten over de puber
1. Er zijn drie belangrijke hersenstructuren betrokken bij het pubergedrag. De amygdala regelt de emoties. Het striatum is behalve bij emoties ook betrokken bij motivatie en beloning. De prefrontale cortex stuurt verschillende cognitieve functies en is onderdeel van de rationele hersengebieden.

2. Omdat deze hersengebieden in de puberteit nog niet optimaal communiceren, vertonen pubers vaak extreem en tegenstrijdig gedrag. Zo voelen ze minder remmingen en zoeken risico’s op (zoals veel drinken en sexting). Ook kunnen ze hun emoties minder goed onder controle houden, zijn ze snel afgeleid en hebben ze moeite met plannen. Ze overzien de gevolgen van hun gedrag op de lange termijn minder goed.
3. Egocentrisch gedrag vertonen pubers vooral thuis en niet bij vrienden of op school. Dat komt doordat ze zich thuis geborgen en veilig voelen en zichzelf zijn. Een compliment dus eigenlijk!
4. Tijdens de puberteit verschuift het slaap-waakritme. De puber gaat laat naar bed en staat laat op. Door de groeispurt heeft een puber minimaal 9 uur slaap per nacht nodig. Dat is door de week lastig haalbaar, waardoor de puber in het weekeind vaak extreem lang uitslaapt. Ook wordt het slaaphormoon melatonine bij pubers op een later tijdstip afgegeven dan bij jongere kinderen. Daardoor krijgen ze pas later op de avond slaap en worden ze ook later wakker.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Puberteit en adolescentie zijn twee verschillende dingen. De puberteit is de periode waarin kinderen uiterlijk volwassen worden (baard in de keel, schaamhaar), adolescentie duidt de gehele periode van volwassenwording aan. Dus ook de geestelijke veranderingen. De ontwikkeling van de hersenen gaat door tot ten minste het 25ste levensjaar.
6. De puberteit heeft ook positieve kanten: pubers leren snel, komen met ideeën, bedenken oplossingen en komen tot nieuwe inzichten. Als ze gemotiveerd zijn, aangemoedigd worden en de ruimte krijgen, dan kunnen hun talenten tot bloei komen.
7. De puberteit begint onder invloed van hormonen en gaat gepaard met lichamelijke veranderingen. Dit gebeurt bij meisjes gemiddeld tussen de 8 en 13 jaar. Jongens komen meestal zo’n half jaar tot een jaar later in de puberteit.
8. Pubers zetten zich graag af tegen hun ouders door opstandig gedrag, schreeuwen en schelden: hoe harder ze zich afzetten tegen de ouders, hoe beter ze hun ‘ik’ ervaren. Dat afzetten heeft dus een belangrijke functie.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De groeispurt begint bij meisjes zo'n twee jaar eerder dan bij jongens.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lichamelijke verandering van de puber staat in het teken van geslachtsrijp worden. Dat wil zeggen dat:
A
Iemand zijn seksuele voorkeur ontdekt
B
Iemand geslachts-gemeenschap wilt hebben
C
Iemand in staat is om zich voort te planten
D
Iemand graag kinderen wilt krijgen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de groeispurt kan een puber tijdelijk erg onhandig zijn. Hij groeit zo snel, dat hij zijn nieuwe lichaamslengte niet meer kan bijbenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pubers kiezen vaak voor wat op korte/lange termijn winst oplevert
A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pubers kunnen hun impulsen niet altijd controleren
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pubers zijn vooral egocentrisch buitenshuis
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We zijn allemaal een beetje gevoelig voor groepsdruk. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groep leeftijdsgenoten waartoe pubers behoren, die een vergelijkbare status en belangstelling hebben.
A
groepsdruk
B
peergroup
C
conformisme
D
individuatieproces

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk jij? Bijna 40% van de jongeren is niet tevreden over hun gewicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Snelle stemmingswisselingen bij de puber worden veroorzaakt door de toename van hormoonproductie aan het begin van de puberteit.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande beweringen over de ontwikkeling in de puberteit is waar?
A
bij meisjes vindt de eerste menstruatie altijd voor de piek in de lengtegroei plaats.
B
de secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen later
C
jongens bereiken hun volwassen lengte eerder dan meisjes
D
Meisjes bereiken hun volwassen lengte eerder dan jongens.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een jongen de baard in zijn keel krijgt gaat hij met een hogere stem praten
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de puberteit verandert de biologische klok van pubers. Wat is hiervan het gevolg?
A
Pubers hebben geen besef van tijd
B
Pubers gaan laat naar bed en slapen lang uit
C
Pubers hebben moeite om te plannen
D
Pubers gaan vroeg naar bed en staan vroeg op

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adolescent

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkeling
Invloed van:

Ouders
  • na 18e beter band
  • meer gelijkwaardigheid
  • verlaten ouderlijk huis
Vriendengroep
  • zoeken naar originaliteit
  • gemengde vriendenclubs (kleinere groepen)
  • zelfbewust

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke keuzes maakt een adolescent gericht op de toekomst?

Slide 20 - Woordweb

studie
beroep
partner
zelfstandig wonen
Idealisme/ idealen
Zeer belangrijk
Belangrijk
Redelijk belangrijk
Minder belangrijk
Minst belangrijk
Kinderen hebben en opvoeden
Een gelukkig gezinsleven
Jezelf ontplooien
Klaarstaan voor anderen
Studeren en kennis opdoen

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke betrokkenheid
  • Volwassenen zijn pessimistisch; jongeren zijn positiever
  • Volwassenen zijn vasthoudend; jongeren staan open voor nieuwe dingen
  • Volwassenen houden dingen voor zichzelf; jongeren delen met elkaar
  • Politieke partijen (o.a.) zijn voor volwassen interessant; jongeren niet

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotionele ontwikkeling
Kans om uit evenwicht te raken is in deze fase kleiner want:
  1. adolescent heeft meer duidelijkheid over eigen identiteit
  2. adolescent is in staat impulsen en emoties onder controle te houden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een adolescent heeft moeite met...
A
Onvolkomenheden
B
Biologische klok
C
Presteren
D
Uithoudingvermogen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hersencellen sterven af en maken plaats voor nieuwe verbindingen tijdens de adolescentie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adolescenten denken hetzelfde als pubers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pubers en adolescenten zijn gevoelig voor beloningen
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adolescenten denken steeds genuanceerder. Wat houdt dit in?
A
Ze realiseren zich dat er verschillen zijn in culturen, normen en waarden
B
Ze filosoferen over rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid
C
Ze kunnen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie
D
De overbodige hersencellen worden afgebroken, zodat er ruimte is voor nieuwe verbindingen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verandert er in de relatie tussen adolescenten en hun ouder(s)?
A
Gezagsverhouding verandert in gelijkwaardigheid
B
De adolescent wordt vrijgelaten in alles
C
Er verandert weinig in de relatie in vergelijking tijdens de puberteit
D
Adolescenten zorgen nu meer hun ouders in plaats van andersom

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat er meer ruimte komt voor nieuwe verbindingen in de hersenen van adolescenten?
A
De hersenen blijven altijd groeien
B
Goede hersencellen sterven af
C
Overbodige hersencellen sterven af
D
De hersenen krimpen bij adolescenten

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar = Hand omhoog
  1. Iedere puber is liever lui dan moe, en komt daarom zijn bed niet uit
  2. De groeispurt van meisjes vindt al plaats in de leeftijd 11-13 jaar
  3. Pubers kunnen keuzes goed overwegen en gaan zo goed voorbereid de toekomst in
  4. Geslachtsrijpheid betekent zin hebben in 'seksuele activiteiten'
  5. Een adolescent kan beter met emoties dan een puber 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies