thema 3, week 2 les 6

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WoordenschatBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3
Week 2
Gewoontes

Slide 2 - Tekstslide

de bevalling
Het moment dat een baby geboren wordt.

Slide 3 - Tekstslide

de vroedvrouw
Een vrouw die voor haar beroep helpt bij bevallingen.

Slide 4 - Tekstslide

de kraamvrouw
Een vrouw die net bevallen is.

Slide 5 - Tekstslide

de navelstreng
Een koord waarmee de baby in de buik met zijn moeder verbonden is.

Slide 6 - Tekstslide

De bevalling
de vroedvrouw
de kraamvrouw
de navelstreng

Slide 7 - Tekstslide

afkeurend
Je laat merken dat je het ergens niet mee eens bent.
(door je blik of een gebaar)

Slide 8 - Tekstslide

goedkeurend
Je laat merken dat je het ergens mee eens bent.
  • door ja te knikken
  • door je duim op te steken.

Slide 9 - Tekstslide

afkeurend
niet mee eens 
goedkeurend
mee eens

Slide 10 - Tekstslide

voordien
Daarvoor.

Slide 11 - Tekstslide

gebruikelijk
Zo wordt het altijd gedaan, het is de gewoonte.

Slide 12 - Tekstslide

de bijdrage
Wat je geeft. Het kan geld zijn of iets anders.
(ik geef een bijdrage aan de vrouw die geld ophaalt vor het Oranjefonds)

Slide 13 - Tekstslide

de methode
De manier.



(de methode leert je hoe je iets moet doen)

Slide 14 - Tekstslide

ingrijpen
Je bemoeit je ermee, omdat je denkt dat het anders verkeerd gaat.

Slide 15 - Tekstslide

in de kinderschoenen staan
Het moet zich nog ontwikkelen, het is nog maar net begonnen

Slide 16 - Tekstslide

Wat hoort bij de bevalling?

Slide 17 - Open vraag

Wat is ingrijpen?
A
Je bemoeit je ermee om te voorkomen dat het verkeerd gaat.
B
Je vindt het ingrijpend.
C
Het is niet iets ergs.
D
Je vindt iets erg vervelend.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goedkeuren?
A
Niet mee eens zijn.
B
Iets vervelend vinden.
C
Nee schudden met je hoofd.
D
Er mee eens zijn.

Slide 19 - Quizvraag

Wat doet een vroedvrouw?

Slide 20 - Open vraag

Wie is de kraamvrouw?
A
De zuster die helpt bij de bevalling.
B
De oma van de pasgeboren baby.
C
De moeder van de pasgeboren baby.
D
De vrouw die op bezoek komt.

Slide 21 - Quizvraag

De methode?

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent voordien?

Slide 23 - Open vraag

gebruikelijk
A
Zo wordt het altijd gedaan.
B
Het is de gewoonte.
C
Het is iets raars.
D
Het hoort niet zo.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide