Schrijf examen 2F en 3F

2F en 3F
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

2F en 3F

Slide 1 - Tekstslide

  1. herhaling hoofdletters
  2. Schrijfexamen: uitleg
  3. Uitleg taalregisters
  4. Taalgebruik en tekstdoelen
  5. Schrijfoefeningen taalregister

Slide 2 - Tekstslide

Mevrouw ...........is haar horloge kwijt.
A
van Steen
B
Van Steen

Slide 3 - Quizvraag

In het ..... van Nederland is de criminaliteit het laagst.
A
Noorden
B
noorden

Slide 4 - Quizvraag

...... loopt de beveiliger een ronde over het industrieterrein.
A
's Avonds
B
'S avonds

Slide 5 - Quizvraag

De ..... was niet gesluierd.
A
Moslima
B
moslima

Slide 6 - Quizvraag

Er liggen nu al....in de winkel.
A
Paaseieren
B
paaseieren

Slide 7 - Quizvraag

Ik zat op het .....
A
vmbo
B
VMBO
C
Vmbo

Slide 8 - Quizvraag

Informatie vooraf:
Meenemen:
  • ID Kaart
  • 90 minuten (+extra tijd indien een dyslexie verklaring)
Hoeveel:
  • 2F, 2 opdrachten (tekst + e-mail)
  • 3F, 2 opdrachten (tekst + e-mail)

Slide 9 - Tekstslide

Beoordelingscriteria  (2)
Woordenschat en woordgebruik
  • Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veel voorkomende voorzetsels ( zoals voor, achter, boven door) vrijwel correct.
Spelling, interpunctie en grammatica
  • Je hebt hiervan een redelijke beheersing. dit laat je zien door meestal correcte zinnen toe te passen. je werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct. je beheerst spelling en interpunctie redelijk. je gebruikt de meest gangbare leestekens correct.
Leesbaarheid 
  • Je gebruikt, waar nodig, een titel en tussenkopjes.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

samenhang 2F
Gebruikt veelvoorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct.
De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot.
Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven.
Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst.
Samenhang 3F
De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven.

Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden.


Slide 12 - Tekstslide

Afstemming op doel 2F

Kan in teksten met een eenvoudige lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct.
Afstemming op doel 3F

Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten.

Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.

Slide 13 - Tekstslide

Afstemming op publiek 2F

 Past het woordgebruik en toon aan het publiek aan.
Afstemming op publiek 3F

Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media).
Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon,
doel, genre.
 

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat en woordgebruik 2F

Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor.
Woordenschat en woordgebruik 3F

Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen.
Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt.

Slide 15 - Tekstslide

spelling, interpunctie en grammatica 2F

Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Plaatst hoofdletters aan het begin van een zin en sluit de zin af met een punt, vraagteken of uitroepteken. Hoofdletters bij eigennaam en directe rede. Trema.
Spelling, interpunctie en grammatica 
3F

Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen,
niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen,
Leestekens punt, komma, vraagteken, dubbele punt. Aaneenschrijven van woorden.


Slide 16 - Tekstslide

Leesbaarheid 2F

Gebruikt titel en tekstkopjes.
Heeft bij langere teksten (meer dan twee A4) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out.
leesbaarheid 3F

Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges en kopjes.

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen:
  1. Je kunt uitleggen wat we bedoelen met taalregisters.
  2. Je hebt meer inzicht in welke woorden bij een bepaald taalregister passen en past dit toe in de opdrachten.
  3. Je kunt tekstdoelen koppelen aan bepaald taalgebruik
  4. Je kunt een e-mail herschrijven in passend taalgebruik.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Taalgebruik
Hoe weet je nu welk taalgebruik je moet toepassen als je een brief schrijft? 

Daarvoor gebruikt je brein verschillende taalregisters.

Wat zijn taalregisters?
Wat is formeel taalgebruik en wat is informeel taalgebruik?

Slide 20 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Slide 21 - Woordweb

Informeel taalgebruik

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video