BOA QUIZ H5

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat staat er in boek 3 omschreven van het Wetboek van Strafrecht?
A
Algemene bepalingen
B
Misdrijven
C
Overtredingen
D
Het Wetboek van Strafrecht is niet verdeeld in drie onderdelen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat houdt het legaliteitsbeginsel in?
A
Dat geen feit strafbaar is al het niet in de wet staat
B
Dat het toegepaste geweld in verhouding is
C
Dat je je moet houden aan de regels van een bepaald land
D
Dat alle strafbare feiten in de wet strafbaar zijn

Slide 3 - Quizvraag


..... alleen plaats heeft op de wijze van de wet voorzien.
A
Strafrecht
B
Grondwet
C
Strafvordering
D
Ambtsinstructie

Slide 4 - Quizvraag


Een Franse toerist mishandelt aan boord van een Frans vliegtuig dat boven Amsterdam vliegt, een medepassagier. In welk land wordt hij voor dit feit vervolgd?
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Spanje
D
Belgie

Slide 5 - Quizvraag


Een Duitse toerist pleegt op het strand van Zandvoort een overtreding. Welke wetgeving is op hem van toepassing?
A
Frankrijk
B
Geen , bij overtreding is dit niet van toepassing
C
Nederland
D
Belgie

Slide 6 - Quizvraag


Meerdere bestanddelen bij elkaar worden ook wel de ...... genoemd.
A
Sanctie
B
Strafbaar feit
C
Norm
D
Kwalificatie

Slide 7 - Quizvraag

Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Wat is in bovenstaande artikel de sanctie?
A
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
B
Diefstal
C
Gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie
D
De sanctie is niet genoemd

Slide 8 - Quizvraag

Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Wat is de kwalificatie in bovenstaande artikel?
A
Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende
B
zich niet op eerste vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert
C
gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie
D
De kwalificatie is niet genoemd in het wetsartikel

Slide 9 - Quizvraag


Wat wordt er onder schuld verstaan?
A
De verwijtbaarheid van een gedraging
B
Dat je medeplichtig bent aan een SF
C
Dat het niet met opzet is gepleegd.
D
Je bent schuldig aan een Sf

Slide 10 - Quizvraag


Wat wordt er verstaan onder opzet?
A
Aan schuld te wijten
B
Willens en wetens een verboden gedraging uitvoert
C
Wederrechtelijk
D
Zonder de gevolgen ervan inzien

Slide 11 - Quizvraag


Een meisje van 14, dat het verstandelijke vermogen van een kind van 4 jaar heeft, steelt in de winkel een snoepje. Waarvoor is zij strafbaar?
A
Artikel 310 Diefstal
B
310 Diefstal, maar er is sprake van een schulduitsluitingsgrond
C
Omdat ze 14 is, is ze niet strafbaar
D
Zij is vrij van alle rechtsvervolging

Slide 12 - Quizvraag


Welke van de onderstaande is geen Rechtvaardigheidsgrond?
A
Noodweer
B
Overmacht
C
Wettelijk voorschrift
D
Noodweerexcess

Slide 13 - Quizvraag


Jan bestelt een taxi naar de luchthaven. Tijdens de rit zegt hij tegen de taxichauffeur "Je moet de max snelheid maar aan je laars lappen, ander mis ik mijn vliegtuig". De taxichauffeur weigert dit, waarop Jan een mes trekt en zegt "nu gas geven , anders steek ik je overhoop"

De taxichauffeur krijgt later meerdere boetes binnen. Waar kan hij zich op beroepen?
A
Noodweer
B
Overmacht
C
Noodtoestand
D
Noodweerexcess

Slide 14 - Quizvraag


Een reiziger staat te wachten op het station. Plotseling ziet hij dat er een vrouw onwel wordt en in elkaar zakt. Hij kan de vrouw alleen helpen als hij de spoorbaan oversteekt. Door de spoorbaan over te steken pleegt hij een SF uit de Spoorwegwet. De reiziger besluit toch de spoorbaan over te steken en de vrouw te helpen. Waar kan de reiziger later op beroepen?
A
Noodweer
B
Overmacht
C
Ambtelijk bevel
D
Noodweerexcess

Slide 15 - Quizvraag


Een opsporingsambtenaar krijgt een vuistslag van een verdachte. Hij verdedigt zich daartegen door zijn pistool te trekken en zijn aanvaller neer te schieten.

Kan de OA zich ergens op beroepen?
A
Noodweer
B
Nee, het geweld was niet in proportie.
C
Noodtoestand
D
Noodweerexcess

Slide 16 - Quizvraag


Een jongen probeert een bejaarde vrouw te beroven van haar schoudertas door deze los te rukken en haar te bedreigen met een mes. De vrouw verzet zichzelf maar dat haalt niet veel uit. Een getuige ziet het gebeuren en duwt de jongen schreeuwend weg. De jongen schrikt hiervan en vlucht weg.
Is hier sprake van een strafuitsluitingsgrond?
A
Ja, Noodweer
B
Nee, het geweld was niet in proportie.
C
Nee, de getuige verdedigde niet zichzelf
D
Ja, Noodweerexcess

Slide 17 - Quizvraag


Kan materieel strafrecht in een gemeentelijke verordening voorkomen?
A
Ja, want het betreft een wettelijke voorschrift.
B
Ja, want dit vloeit voort uit de slotbepaling van Boek I Wetboek van Strafrecht.
C
Nee, het moet bij wet worden geregeld.

Slide 18 - Quizvraag

Een verdachte staat terecht voor een door hem gepleegde mishandeling. Tijdens de terechtzitting doet hij met succes een beroep op een strafuitsluitingsgrond. Welke uitspraak moet de rechter doen?


A
Vrijspraak.
B
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
C
Strafvermindering
D
Ontslag van alle rechtsvervolging.

Slide 19 - Quizvraag


Een strafbare gedraging is altijd:
1. wederrechtelijk;
2. opzettelijk.
Welke van bovenstaande punten zijn juist?

A
Alleen 1 is juist.
B
Alleen 2 is juist.
C
1 en 2 zijn juist. .
D
Geen van allen

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer is er in het algemeen sprake van een strafbare poging? Als een gedraging nog niet is voltooid en .........
A
de opzet van de dader zich heeft geopenbaard door het uitvoeren van het misdrijf
B
de wil van de dader zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van een strafbaar feit
C
het voornemen van de dader zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van het misdrijf

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer heb je te maken met een voltooide poging?
A
de dader heeft alle uitvoeringshandelingen verricht, maar de uitwerking die hij had verwacht blijft uit
B
de dader is met het uitvoeren van het misdrijf begonnen, maar hierbij is hij – tijdens het uitvoeren van de uitvoeringshandeling en buiten zijn wil om – onderbroken.

Slide 22 - Quizvraag

Milan weet dat er bij zijn buren een peperduur beeldje op de salontafel staat. Hij besluit om naar de achterdeur van de buren te lopen en forceert deze met een koevoet. Echter als de deur open is bedenkt hij zich en wil hij dit zijn buren niet aandoen. Hij vertrekt, zonder binnen te zijn geweest en het beeldje weg te nemen.
Is Milan strafbaar voor poging inbraak in de woning?
A
Ja, want hij was voornemens om in de woning in te breken en hij had de achterdeur al geforceerd met een koevoet.
B
Nee, want hij besluit zonder inmenging van buitenaf zijn plan af te zien en treedt vrijwillig terug. Wel is hij strafbaar voor vernieling van de achterdeur.
C
Nee, hij is niet strafbaar voor zowel de inbraak als voor vernieling van de achterdeur. Hij besluit immers uit zichzelf om niet verder de woning in te gaan.

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel straf kun je krijgen voor poging vernieling van een fiets?
(hier staat een straf op van maximaal 6 maanden gevangenisstraf)
A
6 maanden
B
2 maanden
C
4 maanden
D
poging vernieling is niet strafbaar

Slide 24 - Quizvraag

Bij veroordeling wegens strafbare voorbereiding wordt de hoofdstraf (in principe) met ..... verminderd.
A
Met een derde
B
Met de helft
C
Met een kwart

Slide 25 - Quizvraag

Als dader aan een misdrijf worden niet gestraft...
A
Plegers
B
Doen plegers
C
Medeplichtingen
D
Uitlokkers

Slide 26 - Quizvraag

Janine en Hermien besluiten om samen in een woning in te gaan breken. Janine forceert het onderste slot van de achterdeur en Hermien het bovenste. Daarna gaan ze de woning binnen en nemen ze allebei uit lades geld mee.
Waarvan is hier sprake?
A
Medeplegers
B
Doen plegers
C
Medeplichtingen
D
Uitlokkers

Slide 27 - Quizvraag

Een liefhebber van salamanders heeft een plaats ontdekt waar deze nog in het wild voorkomen. Hij wil er graag een paar meenemen, maar heeft geen zin om daarbij betrapt te worden. Hij vraagt zijn 17-jarige neef of hij een paar salamanders voor hem wil halen en belooft hem daar € 50 voor. De neef weet dat deze salamanders beschermde dieren zijn en dat hij daarmee een strafbaar feit pleegt. Hij heeft echter geld nodig en gaat op het voorstel in en bezorgt zijn oom twee salamanders. Wie is in welke hoedanigheid strafbaar voor dit strafbare feit met betrekking tot een beschermde diersoort?
A
Oom: medepleger Neef: medepleger.
B
Oom: uitlokker Neef: pleger
C
Oom: uitlokker Neef: niet strafbaar.

Slide 28 - Quizvraag

Kunnen uitlokkers en/of medeplichtigen worden gestraft als daders van een strafbaar feit?
A
Zowel uitlokkers als medeplichtigen kunnen worden gestraft als daders.
B
Alleen uitlokkers kunnen worden gestraft als daders.
C
Alleen medeplichtigen kunnen worden gestraft als daders.

Slide 29 - Quizvraag

In welke twee categorieën kunnen rechtspersonen worden verdeeld?
A
1) Publiekrechtelijke 2) Privaatrechtelijke
B
1) Privaatrechtelijke 2) Ambtspersonen
C
1) Publiekrechtelijke 2) Burgerlijke
D
1) Ambtspersonen 2) Publiekrechtelijke

Slide 30 - Quizvraag

Een rechtspersoon pleegt een strafbaar feit, wat kun je wel en niet doen met deze rechtspersonen?
A
WÉL: staande, aanhouden NIET: in verzekering stellen
B
WÉL: staande houden NIET: staande- en aanhouden, in verzekering stellen
C
Je kunt ze niet staande- en aanhouden of in verzekering stellen

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een "eendaadse samenloop van strafbare feiten"?
A
Als twee of meer strafbare feiten uit dezelfde wet worden gepleegd door een verdachte.
B
Als de verdachte voor hetzelfde strafbare feit eerder is veroordeeld.
C
Indien een feit onder meer dan één strafbepaling valt.

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een samenloop van strafbare feiten?
A
Als iemand een strafbaar feit pleegt dat onder de werking van meerdere strafbepalingen valt.
B
Als er sprake is van een strafbaar feit dat door twee mensen tegelijk wordt gepleegd.
C
Als iemand meerdere strafbare feiten tegelijk pleegt.

Slide 33 - Quizvraag

Bij het misdrijf ambtsdwang is er sprake van het dwingen van een ambtenaar, door middel van geweld of bedreiging met geweld, tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een ......... ambtsverrichting.
A
wetmatige
B
rechtmatige
C
ontwetmatige

Slide 34 - Quizvraag

Onder het begrip ambtsdwang wordt verstaan .........
A
het door middel van geweld of een andere feitelijkheid of het dreigen daarmee dwingen van een ambtenaar om een ambtsverrichting uit te voeren of om een rechtmatige ambtsverrichting na te laten
B
het door middel van het dreigen met geweld of een feitelijkheid dwingen van een ambtenaar om een ambtsverrichting uit te voeren of om een rechtmatige ambtsverrichting na te laten
C
het door middel van geweld of een feitelijkheid of het dreigen daarmee dwingen van een opsporingsambtenaar om een ambtsverrichting uit te voeren of om een rechtmatige ambtsverrichting na te laten

Slide 35 - Quizvraag

Onder geweld verstaan we elke aanwending van lichaamskracht van niet geringe betekenis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord m.b.t. de misdrijven ambtsdwang en wederspannigheid/verzet?
A
Bij ambtsdwang kan sprake zijn van geweld en bij wederspannigheid niet
B
Er is eigenlijk geen verschil. Er is sprake van eendaadse samenloop.
C
Bij ambtsdwang verricht de ambtenaar nog geen handelingen en bij wederspannigheid wel.
D
Als een man een verdachte uit de handen van de OA trekt is er sparke van ambtsdwang.

Slide 37 - Quizvraag

Op Schiphol wordt een passagier betrapt op het smokkelen van enkele sloffen sigaretten. De sigaretten worden in beslag genomen. 's Avonds ziet de passagier de betreffende douanebeambte in een café en schreeuwt: ‘Schoft, jij hebt vanmorgen mijn sigaretten ingepikt!!’ Kan deze passagier gestraft worden voor het beledigen van een ambtenaar?
A
Ja, want er is altijd sprake van belediging van een ambtenaar wanneer degene die beledigt, weet dat de beledigde ambtenaar is.
B
Ja, want de belediging had betrekking op de uitoefening van de functie door de ambtenaar
C
Nee, omdat de aanwezigen in het café niet weten dat de beledigde een ambtenaar is.

Slide 38 - Quizvraag

In artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht wordt het niet voldoen aan een bepaald bevel of een bepaalde vordering strafbaar gesteld. Welke van de onderstaande beweringen maakt GEEN deel uit van dit artikel?
A
Dat de dader opzettelijk niet voldoet aan dat bevel of die vordering.
B
Dat het bevel of de vordering ten minste tweemaal moet worden gedaan.
C
Dat het bevel of de vordering krachtens wettelijk voorschrift moet worden gedaan.

Slide 39 - Quizvraag