Recap all grammar + practice (oefentoets)

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Yessin	Mick						Eliyah
Amy	Fleur		Mees	Jesse		Liv	Julia
Logan	Aksel		Vianna	Giel		Josh	Benjamin
Damian	Tijn		Amina	Fenna
Nanna			Naël	Dex		Deon	Brick
							Docent

			Sam	Mats
Dévano	Stan			Lexi		Siebe	Tuur
Jet	Maud		Suus	Loulou		Minou	Pippa
Nio	Stijn		Rutger	Sam		Julius	Pim
Tieme	Marijn		Florian	Jonas		Feline	Fayette
							Docent

Welcome!

Today's lesson:

• Recap of all the grammar
• Mock test 
• Checking the answers 

Test material

• All words and expressions Unit 6, page 253 t/m 259
  
• Irregular verbs and past simple to be, page 254
  

Grammar:

• Present simple vs. Present continuous (Unit 3)
  
• Past simple (Unit 5)
  
• Word order (Unit 5)
  
• Some/Any (Unit 6)
  
• Possessives (Unit 6)
  

Present simple

When?

- Facts> the train leaves at 8 pm.

- Routine> she usually plays football with her friends.

(usually, always, sometimes, most days, every day, often , on Mondays)

How?

I/you/we/they = hele werkwoord

he/she/it = hele werkwoord +s 

Example:

Pos. She eats with her friend in the morning.

Neg. She doesn't eat with her friend in the morning.

Quest. Does she eat with her friend in the morning?.

he/she/it > does ?  / doesn't -

I/  you / we / they > do ? / don't - 

Present continuous

When?

- things that are happening at the moment.

(currently, right now, now, at the moment, tonight, today,look, listen..)

- when you talk about temporary situations>

I'm staying with my aunt while I'm in San Francisco.

How?

We can make the present continuous by:

werkwoord zijn (to be) + werkwoord-ing

Example:

Pos. They are swimming at the moment.

Neg. They aren't swimming at the moment.

Quest. Are they swimming at the moment?

To be

I am 

You are

He/she/it is 

They are

Past simple .

When? wanneer we het hebben over dingen die in het verleden zijn gebeurd. 

(yesterday, last week, a while ago, last year, in 1980, this morning etc.) 

Hoe? hele werkwoord + ed 

> She climbed a mountain last week. 

> Robby and Cece dated for about six months. 

Let op!

+ We visited the stadium yesterday.

- We didn't visit the stadium yesterday  maar  Who told you about that?

? Did we visit the stadium yesterday?.

Ontkennende zinnen en vraagzinnen in 

de past simple

In de past simple verandert het werkwoord alleen in bevestigende zinnen. Bij ontkennende zinnen en vraagzinnen gebruik je altijd het hele werkwoord (de 'to' vorm, zonder -ed).

Bij ontkennende zinnen gebruik je didn't (did not) + het hele werkwoord.

- She didn't do her homework yesterday. 

- They didn't watch the movie last night.

Bij vraagzinnen gebruik je Did + onderwerp + hele werkwoord.

? Did she wash the dishes? (niet did they washed)

? Did they watch the movie? (niet did they watched)

Word order

In het Engels verwijs je bijna altijd naar plaats en tijd aan het einde van de zin. Ezelsbruggetje: wie-wat-waar-wanneer

Plaats, maar geen tijd:

> He's going to give a concert in Houston.

Tijd, maar geen plaats:

> Sally's going to order the tickets tomorrow.  

Plaats en tijd (waar - wanneer)

> There's going to be a big music event at the Arena tonight.

De tijd mag ook vooraan in de zin gezet worden om te benadrukken dat het moment belangrijk is.

> Yesterday, I met my friend at the library.

Word order: In het Engels verwijs je meestal naar plaats en tijd aan het einde van de zin. Een handig ezelsbruggetje is: wie – wat – waar – wanneer.

Voorbeelden:

✅ Plaats, maar geen tijd:

➡️ He's going to give a concert in Houston.

✅ Tijd, maar geen plaats:

➡️ Sally's going to order the tickets tomorrow.

✅ Plaats én tijd (waar → wanneer):

➡️ There's going to be a big music event at the Arena tonight.

🔹 Let op: De tijd mag ook vooraan in de zin staan als je extra nadruk wilt leggen op het moment.

✅ Voorbeeld met tijd aan het begin:

➡️ Yesterday, I met my friend at the library..

We gebruiken 'some' in de volgende gevallen:

1. In bevestigende zinnen:

> I have some feedback for you.

> Tyla has got some really good songs.

2. Vragen waarbij je iets aanbiedt:

> Would you like some apple pie?

> Would you like to listen to some tunes? 

3. Vragen waarbij je een verzoek of voorstel hebt.

> Should we play some games? 

> Could we have some privacy please? 

We gebruiken ‘any’ in de volgende gevallen:

1. In ontkennende zinnen:

→ Je zegt dat iets er niet is.

> I don't have any siblings.

> We haven't got any time.

2. In vragen wanneer je om informatie vraagt:

→ Je weet nog niet of iets er is.

> Have you bought any gifts yet?

> Do you have any change for me?

Possessive

Stap 1: kijk naar het rechterwoord 

 (computer , Becky), (bags, those girls), (the cable, the television)

Stap 2: Wat is het?

Begin met het tweede woord.

Eindigt het woord niet met een s: dan 's 

(computer, Becky)> Becky's computer

Eindigt het woord wel met een s: dan alleen '

(bags, those girls)> Those girls' bags. 

Gebruik 'of'. Plaats dit tussen de twee woorden.

(the cable, the television) > 

the cable of the television

mens/dier

ding/locatie

Mock test

• Move your tables apart. 
  
• I'm going to hand out the mock test. You have about 25 minutes to finish it. 
  
• Afterwards you can check the answers and see which grade you got.