Les 1 Puber

Ontwikkelingspsychologie OP2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingspsychologie OP2

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige periode
  • Hoe vonden jullie je lessen van voorgaande blok
  • Heb je tips en tops
  • Wat heb je geleerd
  • Heb je iets gemist

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heb je de digitale toets ervaren
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Komende periode
  • lessen middels lessen-up
  • theorie puber, adolescent, volwassene, oudere
  • Opdracht: delen en schrijven van je eigen socialisatieverslag (presentaties tijdens SLB)
  • Opdrachten tijdens de les
  • Toets in de laatste lesweek (of online of digitaal)

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
  • De student kan de ontwikkelingsaspecten van de puber benoemen
  • kennis van de werking van het puberbrein
  • kan aangeven welke verleidingen er van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het puberbrein

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet jij van het puberbrein?

Slide 6 - Open vraag

1

Slide 7 - Video

00:51
Welke gedragskenmerken kun je koppelen aan het puberbrein?

Slide 8 - Woordweb

  • Brein is sterk in ontwikkeling.
  • Deze ontwikkeling is gericht om bepaalde hersenprocessen effectiever te laten verlopen
  • Biologische klok raakt tijdelijk anderhalf uur van slag  ander slaappatroon
  • Goed in het redeneren maar niet goed in plannen en organiseren -->  moeite met gevolgen overzien
  • Gaan voor korte termijn winst
  • Zijn impulsief en doen dingen zonder goed na te denken

https://schooltv.nl/video/wat-gebeurt-er-in-de-puberteit-in-je-hersenen-je-puberbrein-ontwikkelt-zich/
Het puberbrein

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een belangrijk kenmerk van het begin van de puberteit?
A
De geslachtelijke rijping
B
de toename van de zelfstandigheid
C
de ontwikkeling van het puberbrein
D
het ontwikkelen van een eigen mening

Slide 10 - Quizvraag

Wat zorgt voor het typische puber gedrag
A
De normen en waarde die ze meekrijgen.
B
Het brein dat nog in ontwikkeling is in combinatie met hormonen
C
Hormonen
D
Nog niet ontwikkelde puberbrein

Slide 11 - Quizvraag

Waarom hebben adolescenten moeite met opstaan?
A
Omdat een bepaald stofje in de hersenen later wordt afgegeven
B
Het puberbrein is erg onrustig
C
Ze hebben geen zin om te gaan slapen
D
Ze willen geen verantwoordelijkheid nemen

Slide 12 - Quizvraag



  • Abstract denken
  • pubers denken vaak heel kritisch en zijn het snel ergens niet mee eens. Dit geeft conflicten in de omgeving
Denkpatroon Puber.


Denkpatroon Adolescent

  • Het abstract denken blijft
  • laat het kritisch denken meer los
  • start met genuanceerd denken, ontwikkelt eigen ideeën en standpunten (geloof, politiek, economie, milieu)

Slide 13 - Tekstslide

Pubers reageren vaker vanuit hun gevoel dan vanuit hun verstand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Door hormonen krijgen de emotionele hersengebieden extra prikkels, waardoor puberhersenen tijdelijk niet in balans zijn. 

Slide 15 - Tekstslide

Puberbrein
  • Golf van aanmaak van verbindingen tussen hersencellen
  • Onrust en chaos in het hoofd samen met hormonale processen: dit verklaart wisselvalligheid in gedrag
  • Behoefte aan risico en ervaringen opdoen
  • Deel van de hersenen dat o.a. beheersing en planning aanstuurt is pas later klaar
  • De puber heeft nog veel slaap nodig, maar slaappatroon verschuift naar laat opblijven en lang uitslapen

Slide 16 - Tekstslide

sociale en persoonlijkheidsontwikkeling 
Bij jongeren is sprake van twee belangrijke invloedssferen:
  1. de ouders
  2. de vriendengroep

Losmakingsproces van ouders:
zelfstandig eigen verantwoordelijkheid dragen. Leeftijdsgenoten worden belangrijker: --> Peergroup


Slide 17 - Tekstslide

Wat kan een peergroup een puber bieden?

Slide 18 - Woordweb

De Peergroup
De peergroup geeft een puber:
  • Ruimte om te experimenteren
  • Gelegenheid te oefenen met allerlei rollen
  • Kans om zich te oriënteren op andere normen en waarden
  • Mogelijkheid zich te identificeren.

Een puber conformeert zich, wil niet opvallen. 
Een adolescent doet dit minder. Na 18e vaak betere band met ouders, het ‘samenwerken’ komt voorop te staan en de machtsverhouding verdwijnt.


Slide 19 - Tekstslide

Identiteit
Puber is op zoek naar eigen identiteit. Dit doet hij door:
  • Zich te identificeren
  • Te experimenteren met de eigen onafhankelijkheid (spijbelen, roken)
  • Op zoek te gaan naar eigen normen en waarden

Adolescent heeft eigen identiteit duidelijker --> maakt keuzes voor toekomst


Slide 20 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
  • Pubers worden nogal eens overdonderd door veranderingen (zowel lichamelijk als emotioneel
  • Onzekerheid, neerslachtige buien en woede uitbarstingen
  • Ongelukkig zijn en emotioneel uit evenwicht
  • Bij adolescenten is dit minder (betere impuls- en emotie controle)


Gedragsstoornissen bij een puber werken vaak door in de adolescentiefase




Slide 21 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
  • Langetermijngeheugen neemt toe, kennis wordt beter opgenomen
  • Eigen denkwereld centraal en zelfreflectie
  • zelfstandig denken
  • Groeispurt hersenen rond 12 en 16 jaar

Slide 22 - Tekstslide

 Aan de begeleiding van jongeren moeten andere eisen worden gesteld dan aan de begeleiding van jonge kinderen. Ook is er een verschil met de begeleiding van volwassenen en ouderen. Bestudeer de lijst met vaardigheden die van belang zijn in de begeleiding van jongeren.

Slide 23 - Tekstslide

Aandachtspunten
- De belangrijkste mijlpalen op lichamelijk, cognitief en sociaal vlak kennen in de puberteit en adolescentiefase
- De aanpak kunnen afstemmen op de mijlpalen
- Zelfstandigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid geven
- Ruimte geven om te experimenteren
- Ruimte geven om zichzelf los te maken
- Regels stellen en de jongere aanspreken als hij zich niet aan de regels houdt
- Emotionele steun en waardering geven
- Werken aan een positief zelfbeeld van de jongere
- Jezelf zijn en zo nodig assertief optreden: je eigen grenzen bewaken

Slide 24 - Tekstslide

Staan in de lijst hiervoor vaardigheden die jij niet of minder belangrijk vindt? Welke? En Waarom?

Slide 25 - Open vraag

Mis je bepaalde vaardigheden? Welke? En waarom vind je die belangrijk?

Slide 26 - Open vraag