les 1 puber

Ontwikkelingspyschologie
Ontwikkelingspsychologie 
Puber 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingspyschologie
Ontwikkelingspsychologie 
Puber 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gebeurt er in de Puberteit?

Slide 2 - Woordweb

Puber vs. Adolescent
Puber:                  12 tot 17 jaar
Adolescent:       Levensfase van 17 tot 22 á 25 jaar

Slide 3 - Tekstslide

0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
2 - 4 jaar
4 - 6 jaar
12 - 16 jaar
Baby
Dreumes
Kleuter
Peuter
Puber

Slide 4 - Sleepvraag

Opdracht: Wat voor puber ben jij?

Slide 5 - Tekstslide

Identiteit staat bij de puber voor?...
A
Puber ontwikkelt zijn persoonlijkheid
B
Veel met zichzelf bezig en gaan ontdekken wie ze zijn
C
Uiterlijk speelt een belangrijke rol (zelfbeeld)
D
A, B en C zijn beide juist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de leeftijd van een puber?
A
16-22 jaar
B
12-17 jaar
C
12-22 jaar
D
10-18 jaar

Slide 7 - Quizvraag

Bij de puber fase hoort NIET;
A
leeftijd 17-22 a 25 jaar
B
Mentale veranderingen
C
Lichamelijke veranderingen
D
Seksuele veranderingen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet de laatste fase van de kindertijd 9-12 jr heet:
A
jonge kind
B
prepuberteit
C
anti puberteit
D
oudere kind

Slide 9 - Quizvraag

Pubers kunnen hun impulsen niet altijd controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist? Sleep naar de juiste kolom.

Juist
Onjuist
Conformisme betekent jezelf aanpassen aan de groepsnormen
De prefrontale cortex is het voorste gedeelte van de hersenen
Pubers hebben moeite met het beheersen van hun impulsen
De prefontale cortex bij puber is goed ontwikkeld
De groeispurt begint bij meisjes gemiddeld eerder dan bij jongens
Abstract denken betekent dat je informatie met een kritische blik beoordeelt, zaken in twijfel trekken
Een peergroup is een groep leeftijdsgenoten waartoe de puber behoort
Pubers kunnen goed plannen en organiseren

Slide 11 - Sleepvraag

Welke lichamelijke veranderingen traden er bij jou op in de puberteit?

Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
  • Grote lichamelijke groei (groeispurt) (+/- 10 cm per jaar)
  • Daardoor onhandig, lichaam kan groeispurt niet bijbenen
  • Onzekerheid: "Vinden anderen mij wel aantrekkelijk?" 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

lichamelijke verschijnselen
meisjes zijn vroegrijp:
- begin groeispurt (10,5 jr)
- Groei van eierstokken baarmoeder (11 jr)
- 1e aanzet uitgroei borsten (11 jr)
- 1e groei schaamhaar (11 jr)
- piek in de groeiversnelling (12 jr)
- Verdere uitgroei borsten (12 jaar)
- 1 e menstruatie (13 jaar)
- okselbeharing (13 jaar)
- geslachtsrijp (15 jr) 
jongens zijn laatrijp: 
- Aanvang groeispurt  (11 jr)
- begin groei zaadballen en scrotum (11,5 jr)
- begin uitgroei penis (12,5 jr)
- 1e groei schaamhaar (12,5 jr)
- Begin van de stembreking (13 jr)
- 1e zaadlozing (13 jr)
- Piek van groeiversnelling (14 jr)
- Okselbeharing (14 jr)
- snor- en baardgroei (14 jr) 

Slide 15 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
Met 12 á 13 jaar verlaten kinderen de basisschool. Ze kiezen voor een bepaalde school voor voortgezet onderwijs: vmbo, havo of vwo. Het enthousiasme voor school van het begin vlakt vaak al in de brugklas af. De puber is vooral met leeftijdsgenoten en zichzelf bezig. 


Slide 16 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
De hersenen van pubers zijn zó anders dan van volwassenen, dat men spreekt van een puberbrein:
  • alcohol drinken extra schadelijk
  • biologische klok tijdelijk van slag
  • kiezen vaak voor wat korte termijn winst oplevert, zeker als er emoties in het spel zijn
  • zijn minder goed in het beheersen van impulsen

Abstract en kritisch denken:
  • Kwaliteit: Abstract denken (nadenken over zaken die je niet direct kunt waarnemen) ontwikkelen een mening
  • Kwaliteit: Kritisch denken (bijv. over maatschappij, opvoeding ouders of eigen uiterlijk)

Slide 17 - Tekstslide

cognitieve ontwikkeling
- Langertermijngeheugen neemt toe, waardoor informatie langer bewaard kan blijven
- Er worden strategieën gebruikt om beter dingen te kunnen onthouden
- Tegenstrijdig: Ze klagen over zaken waar ze soms zelf aan mee doen
- De eigen denkwereld staat centraal, ze staan niet altijd open voor een andere mening
- Pubers hebben argumenten nodig om het 'waarom' te begrijpen


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Met welke heftige emoties heb jij in je puberteit te maken gehad? 

Slide 20 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Onzekerheid, neerslachtige buien en woede uitbarstingen horen bij het gedrag van pubers. 
Adolescenten minder, zij hebben meer duidelijkheid over hun eigen identiteit. Impulsen zijn makkelijker te beheersen.

Een adolescent (net als een puber) baalt van een lesrooster. Een adolescent is boos maar zal niet zo snel een woede uitbarsting hebben, zoals een puber dat wel kan hebben.

De kans dat pubers ongelukkig zijn en emotioneel uit evenwicht
raken is iets om rekening mee te houden. Denk aan 
gedragsstoornissen zoals anorexia, depressie etc.

Slide 21 - Tekstslide

Puber
Een puber is op zoek naar zijn eigen identiteit.
Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Wat vind ik?

Dit doet hij door:
  • identificeren met idolen (instagram?)
  • experimenteren, dingen uitproberen
  • op zoek naar eigen normen en waarden
Instagram vs. reality

Slide 22 - Tekstslide

Sociale en affectieve ontwikkeling
Bij jongeren is er sprake van twee belangrijke invloedsferen: de ouders en de vriendengroep.
Ouders: "Losmakingsproces"
Snel conflicten
Zelfstandig zijn versus leunen op ouders. 
Vooral invloed op morele waarden, schoolkeuze en opvattingen over de maatschappij. Ouders hebben emotioneel moeite hun kind los te laten. Begrip van ouders zorgt ervoor dat pubers zich minder snel afzetten. 

Vriendengroep: "Peergroup"
Samen experimenteren, conformeren aan de groep. Vooral invloed op taalgebruik, mode, muziek.

Slide 23 - Tekstslide

De puberpuzzel
Op CumLaude staat de theorie welke je erbij mag gebruiken

Slide 24 - Tekstslide