quizvragen

Metalen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Metalen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zouten kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zout bestaat uit een metaal en een niet metaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zware metalen? Zware metalen zijn metalen die:
A
een hoge dichtheid hebben
B
erg giftig zijn
C
heel goed met andere stoffen reageren
D
heel veel op aarde voorkomen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN eigenschap van een metaal?
A
Niet vervormbaar
B
Ze glimmen
C
Ze geleiden stroom
D
Ze geleiden warmte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bepaalde stof geleidt de stroom niet in de vaste fase, maar wel in de vloeibare fase.

Tot welke groep behoort deze stof?
A
zouten
B
moleculaire stoffen
C
metalen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bindingen kunnen voorkomen bij moleculaire stoffen?
A
metaalbinding
B
atoombinding
C
ionbinding
D
VanderWaalsbinding

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit:
A
metalen én niet-metalen
B
ionen
C
niet-metalen
D
metalen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Smeltpunten van zouten zijn laag vergeleken met smeltpunten van moleculaire stoffen.
A
Waar
B
niet-waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN eigenschap van een metaal?
A
Niet vervormbaar
B
Ze glimmen
C
Ze geleiden stroom
D
Ze geleiden warmte

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zout in water oplost is dat:
A
Een chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de stoffen naar de juiste plek
Zuivere stof
Mengsel
Kraanwater
Demiwater
Keukenzout
Lucht
Melk
Limonade
Butaan
Suiker

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de stoffen naar de juiste plek
Ontleedbare stof
Niet-ontleedbare stof
IJzer
Water
NaCl
Zuurstof
Fluor
Zwavel
Butaan
Suiker

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Metalen
Zouten
Moleculaire stoffen
H2O
CuSn
CO2
Mangaan
CuCl
C₆H₁₂O₆
Natriumbromide

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een mengsel heeft een
A
smelttraject
B
smeltpunt

Slide 16 - Quizvraag

1a
wijn voorbeeld
zuiverestof

De geur van een geurkaars
A
Macro
B
Micro

Slide 17 - Quizvraag

eigenschappen zintuiglijk
De moleculen trillen op een vaste plaats in het rooster.
A
Macro
B
Micro

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Boter heeft een
A
smeltpunt
B
smelttraject

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort stof geleidt stroom in vaste fase?
Tekst
A
Metalen
B
Zouten
C
Moleculaire stoffen

Slide 20 - Quizvraag



vloeistof
+ niet meer gerangschikt
ook vrij bewegen door vloeistof

Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit:
A
metalen én niet-metalen
B
ionen
C
niet-metalen
D
metalen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is waar?
A
Zouten kunnen altijd de stroom geleiden
B
Zouten geleiden alleen in oplossing de stroom
C
Zouten kunnen de stroom niet geleiden
D
Zouten geleiden alleen vloeibare fase de stroom

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stof A: C12H22O4 (l)
Stof B: Ni (s)
Wat is waar?
A
Stof A geleidt stroom, stof B niet
B
Stof A en B geleiden stroom
C
Stof A en B geleiden geen stroom
D
Stof A geleidt geen stroom, stof B wel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk metaal is harder en waarom?
A
Metaal A
B
Metaal B
C
Allebei even hard

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit:
A
metalen én niet-metalen
B
ionen
C
niet-metalen
D
metalen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stof A: C12H22O4 (l)
Stof B: Ni (s)
Wat is waar?
A
Stof A geleidt stroom, stof B niet
B
Stof A en B geleiden stroom
C
Stof A en B geleiden geen stroom
D
Stof A geleidt geen stroom, stof B wel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies