Regelmatige werkwoorden + voltooid deelwoord

Regelmatige werkwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel 
Aan het eind van de les kun je het regelmatige werkwoord en het voltooid deelwoord vervoegen.


Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden vervoegen?

Slide 3 - Woordweb

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het nog niet.

Slide 4 - Quizvraag

machen
Warum ... er das
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst

Slide 5 - Quizvraag

lieben
... du deine Freundin?
A
liebe
B
lieben
C
liebt
D
liebst

Slide 6 - Quizvraag

heißen
Ihr ... Sandra und Felix.
A
heißen
B
heißt
C
heißst
D
heiße

Slide 7 - Quizvraag

lieben
Warum ... er Fußball so sehr?
A
liebt
B
liebe
C
lieben
D
liebst

Slide 8 - Quizvraag

wohnen
Der Mann ... in Australien
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 9 - Quizvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het nog niet.

Slide 10 - Quizvraag

Het regelmatig werkwoord & het voltooid deelwoord
van regelmatige werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel 
Aan het eind van de les kun je het regelmatig werkwoord en het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoord vervoegen.


Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je nog over werkwoorden vervoegen in het Duits?

Slide 13 - Open vraag

machen
Sie (ev) ... das Fenster zu.

Slide 14 - Open vraag

wohnen
... ihr nicht bei mehr bei deinen Eltern?

Slide 15 - Open vraag

reisen
Du ... nächstes Jahr nach Japan.

Slide 16 - Open vraag

schicken
Tina ... ihrer Familie eine Karte.

Slide 17 - Open vraag

kennen
Ich ... Tim doch?

Slide 18 - Open vraag

Vat in eigen woorden samen hoe je in het Duits werkwoorden vervoegt:

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kaufen is
A
gekauft
B
gekaufd
C
kauft
D
kaufen

Slide 21 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord wohnen is
A
wohnen
B
gewohnd
C
gewohnt
D
wohnt

Slide 22 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 23 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 24 - Quizvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 25 - Quizvraag