retail & styling oefentoets leerjaar 2

Retail & Styling uitleg toets
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Retail & Styling uitleg toets

Slide 1 - Tekstslide

Mindmap


De cijfers staan in SOM, 
heb je geen cijfer dan staat je naam niet op je poster
of heb je het niet gemaakt en moet je dit inhalen.

Slide 2 - Tekstslide

In deze presentatie leer je:
- wat is BTW
de 3 tarieven en hoe te berekenen
- van consumentenprijs naar verkoopprijs
- verkoopprijs
- brutowinstopslag
- omzet en afzet

Slide 3 - Tekstslide

Wat is BTW?
BTW staat voor Belasting over de Toegevoegde Waarde.
  • Het is een belasting die de overheid heft over bijna alle producten en diensten die je koopt.
  • Iedere schakel in de keten (fabrikant, groothandel, winkel) rekent BTW door aan de volgende, tot aan de consument.

Waarom bestaat BTW?

  • Om te zorgen dat de belasting eerlijk verdeeld wordt over alle bedrijven in de keten.
  • De eindconsument betaalt uiteindelijk de volledige BTW.

Slide 4 - Tekstslide

. De drie BTW-tarieven in Nederland
21% – het hoge tarief (de meeste producten en diensten).
Een jas in de winkel: 21%

9% – het lage tarief (bijvoorbeeld levensmiddelen, boeken, kappersdiensten).
Een brood in de bakker: 9%

0% – vrijgestelde leveringen (bijvoorbeeld export naar het buitenland, medische zorg).
Een bezoek bij de huisarts: 0%


Slide 5 - Tekstslide

Heel eenvoudig BTW berekenen

Slide 6 - Tekstslide

🧠Wat betekent de afkorting “BTW”?
A
Belasting op Tweede Waarde
B
Belasting over de Toegevoegde Waarde
C
Belasting voor Tussenpersonen en Winkels
D
Bedrijfsbelasting en Transportkosten

Slide 7 - Quizvraag

🧠Welk btw-tarief geldt voor de meeste producten en diensten in Nederland?
A
0%
B
5%
C
9%
D
21%

Slide 8 - Quizvraag

🧠Een fles water kost € 2,00 exclusief btw. Het tarief is 9%. Wat is het btw-bedrag?

Berekening: ... ÷ 100 × ... = € 0,..
A
€ 0,09
B
€ 0,18
C
€ 0,20
D
€ 0,22

Slide 9 - Quizvraag

🧠Een rugzak kost € 50,00 exclusief btw. Het tarief is 21%. Wat betaalt de klant inclusief btw?

Berekening: BTW-bedrag = €.. ÷ 100 × = €..
Prijs incl. btw = € .. + € .. = € ..
A
€ 60,50
B
€ 60,00
C
€ 60,10
D
€ 55,00

Slide 10 - Quizvraag

Verkoopprijs
Verkoopprijs exclusief BTW = hoeveelheid die de winkel eraan wil verdienen én wat ze hebben betaald.

Verkoopprijs inclusief BTW = verkoopprijs excl. BTW + BTW-bedrag (zoals hierboven).

Let op!
Winkels kijken eerst naar de inkoopprijs (wat zij betaalden) en voegen daar winst bij om de verkoopprijs excl. BTW te krijgen.

Slide 11 - Tekstslide

🧠Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?
A
De prijs die de klant betaalt inclusief BTW
B
De inkoopprijs - de BTW
C
De inkoopprijs + de winst die de winkel wil maken
D
De verkoopprijs inclusief BTW - de winst

Slide 12 - Quizvraag

🧠 Een winkel betaald € 50 voor een product en wil € 15 winst maken. Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?
A
€ 35
B
€ 50
C
€ 65
D
€ 75

Slide 13 - Quizvraag

🧠 Hoe bereken je de verkoopprijs inclusief BTW?
A
Verkoopprijs excl. BTW - BTW-bedrag
B
Verkoopprijs excl. BTW + BTW-bedrag
C
Inkoopprijs + BTW-bedrag
D
Inkoopprijs - winst

Slide 14 - Quizvraag

🧠 Een product heeft een verkoopprijs excl. BTW van € 80 en de BTW is 21 %. Wat is de verkoopprijs inclusief BTW?
A
€ 80 × 0,21 = € 16,80
B
€ 80 + € 21 = € 101
C
. € 80 + (21 % van € 80) = € 96,80
D
€ 80 – (21 % van € 80) = € 63,20

Slide 15 - Quizvraag

Van Consumentenprijs naar Verkoopprijs

Slide 16 - Tekstslide

Brutowinstopslag

Slide 17 - Tekstslide

Omzet en Afzet

Slide 18 - Tekstslide

🧠 Wat is “afzet”?
A
De verkoopprijs inclusief btw
B
Het aantal verkochte producten of diensten in een bepaalde periode
C
Het totale bedrag dat een bedrijf verdient
D
Het bedrag dat een klant betaalt aan btw

Slide 19 - Quizvraag

🧠Wat is de brutowinstopslag?
A
Het bedrag aan btw dat een bedrijf over de verkoopprijs rekent
B
Het verschil tussen verkoopprijs exclusief btw en inkoopprijs
C
De totale omzet in een bepaalde periode
D
Het percentage van de inkoopprijs dat aan kortingen wordt gegeven

Slide 20 - Quizvraag

🧠Wat zit er tussen de consumentenprijs (incl. btw) en de verkoopprijs exclusief btw?
A
Brutowinstopslag
B
Inkoopprijs
C
Btw
D
Afzet

Slide 21 - Quizvraag

🧠Wat betekend inclusief BTW?
A
dat de BTW erbij opgeteld is
B
dat de BTW eraf gehaald is
C
dat de BTW vergeten is
D
dat de BTW geen belasting is

Slide 22 - Quizvraag

Jullie gaan nu de oefentoets maken in stilte.

Je mag het stencil met de uitleg en formules erbij gebruiken!

Slide 23 - Tekstslide