2.3 IJstijdaarde

2.3 IJstijd aarde
H2 Klimaatverandering is niets nieuws

Klimaatvraagstukken
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

2.3 IJstijd aarde
H2 Klimaatverandering is niets nieuws

Klimaatvraagstukken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
  • Wat zijn de mechanismen achter de ijstijden in het Pleistoceen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwartair
Pleistoceen: glacialen en interglacialen
vanaf 1,8 miljoen jaar geleden. 
Moderne mens, 100.00 jaar geleden. 

Holoceen: opwarmende aarde, 
                                 vanaf 10.000 jaar geleden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ijstijd?
  • Geologische periode waarin het koud is op aarde en een deel is bedekt met landijs. Heet ook glaciaal.
  • Er moet voldoende landmassa zijn op hoge breedte

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Terugkoppeling
  • In de winter meer sneeuw dan dat er in de zomer smelt. 
  • Sneeuwval --> Albedo? 
  • De temperatuur daalt verder omdat de albedo van sneeuw groter is. 
  • Hierdoor wordt het weer kouder. De ijskap dikker / breidt zich ook zuidwaarts uit: -->  landschap?
  • het wordt te koud voor bomen dus er ontstaat meer toendra --> albedo?
  • De toendra kaatst meer zonlicht terug dan bos. 
  • Dus temperatuur daalt 
  • Positieve of negatieve terugkoppeling?

Slide 8 - Tekstslide

positieve

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering
In geschiedenis (pleistoceen) constante afwisseling van glacialen (ijstijden) en interglacialen (tussen ijstijden)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstaan IJstijden?
  • Randvoorwaarden: ligging continenten (Albedo-waarde)
  • Sturende mechanismen: De Milankovitch variabelen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging van de continenten
IJskappen kunnen alleen ontstaan op continenten. Een voorwaarde voor een ijstijd is dus dat er (veel) land in de buurt van de polen ligt.

Randvoorwaarden:
  • Antarctica afgescheiden op de zuidpool (ijskap, albedo)
  • Continenten in krans rond Noordpool (zeeijs, albedo)
  • Sluiting Noord en Zuid-Amerika bij Panama (warme zeestroom)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerkaatsing van zonlicht (Albedo- Effect)

  • In de dampkring zweven kleine deeltjes die het zonlicht terugkaatsen. Hoe meer deeltjes, hoe meer er teruggekaatst wordt.
  • Ook het aardoppervlak weerkaatst. Dat noem je het albedo-effect. Hoe witter het oppervlak, hoe meer er wordt teruggekaatst. En hoe lager de temperatuur blijft. Hoe meer ijs er smelt, hoe meer warmte er wordt opgenomen door het oppervlak en hoe sneller het ijs smelt.
  • Op deze manier zorgt het smelten van sneeuw op de Noordpool voor een extra opwarming.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Milankovic variabelen

  1. excentriciteit
  2. scheefheid aardas
  3. precessie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Excentriciteit
  • baan van de aarde rondom de zon
  • mate van cirkelvormigheid
  • varieert op tijdschaal van 100.000 jaar


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Excentriciteit
  • Momenteel: 
  • Redelijk cirkelvormig
  • Januari 7% meer zonne-energie dan juli
  • Bij hoge excentriciteit:
  • januari 20-30% meer zonne-energie dan juli

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheefheid aardas
  • De hoek van de aardas ten opzichte van de baan om de zon. 
  • hoe schever de aardas, hoe groter de verschillen tussen de seizoenen
  • varieert op tijdschaal van 41.000 jaar

Momenteel:
hoek van 23,5 graden
Groot verschil zomer en winter

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Precessie
  • tollende beweging van de aarde
  • tolt meer of minder
  • varieert op een tijdschaal van 23.000 jaar

Momenteel:
tijdens winter het minst ver van de zon
Winter 7 dagen korter dan zomer

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Milankovitch variabelen
Combinatie van de drie variabelen zorgen voor een verschil in ontvangen zonlicht van 0,1%

Kan leiden tot een temperatuurverschil van 5 graden.

Te verklaren vanuit aangroeien of afsmelten ijskappen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Milankovitch variabelen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkoppelingsmechanismen
Zodra afkoeling is ingezet, wordt deze versterkt door bijvoorbeeld: 
  • Verstoring thermohaliene circulatie; stop toevoer warme zeestroom naar noorden 
  • Droogvallen ondiepe zeeën door opslag water in ijskappen
  • Opnemen CO2 door actievere plankton

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resultaat

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak Klimaatvraagstukken
Hoofdstuk 2
§ 3 IJstijdaarde
Opdr. 2 / 3 / 4 / 5 / 6

Slide 25 - Tekstslide

onderstreept is nieuw
Bespreken
2 / 3 / 6 al gedaan
4 volgende week / 5 al gedaan 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 opg 2
Welke relatie tussen de gemiddelde zomertemperatuur en de gemiddelde zeespiegelhoogte kun je aflezen uit het figuur
Hoe lager de gemiddelde zomertemperatuur, hoe lager de gemiddelde zeespiegelhoogte.

Saale galciaal koudste

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 opg 3
A. precessie
B. Scheefstelling
C. Excentriciteit 
het resultaat van hoe de drie weergegeven variabelen op elkaar inwerken, elkaar versterken of verzwakken, hetgeen leidt tot hogere of lagere temperaturen

Interglacialen (oranje/roze stroken)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opg 6
Beschrijf het verschil in invloed op het klimaat tussen de vulkanische as enerzijds en de gassen anderzijds.
Vulkanische as veroorzaakt afkoeling van de atmosfeer, terwijl de uitgestoten gassen de atmosfeer opwarmen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6b
Wat is op korte termijn de invloed van vulkanisme op de temperatuur op aarde?
Hoe komt dat?
Je verklaring moet een situatiebeschrijving en een algemene regel bevatten.
  • Vulkanisme op korte termijn zorgt voor afkoeling.
  • Situatie: Bij vulkanisme komen veel asdeeltjes in de atmosfeer terecht.
  • Algemene regel: Hoe meer as de atmosfeer bevat, hoe meer zonlicht wordt tegengehouden. 
  • Daardoor (=gevolg) bereikt minder zonne-energie het aardoppervlak.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6c
Wat is op lange termijn de invloed van vulkanisme op de temperatuur op aarde?
Geef hiervoor ook de verklaring.
Je verklaring moet een situatiebeschrijving en een algemene regel bevatten.
  • Vulkanisme op lange termijn zorgt voor opwarming.
  • Situatie: Bij vulkanisme komen (broeikas)gassen in de atmosfeer terecht.
  • Algemene regel: Hoe meer (broeikas)gassen er vrijkomen, hoe meer de atmosfeer de warmte van de aarde vasthoudt.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evenwichtslijn
Vraag 4
Wat betekent dat? 

A. 0 graden
B. aangroei ijs / smelt ijs
C. De lijn PQ verschuift dan in de richting van de evenaar.
D. 75.000 jaar
E. Als punt P op het land ligt, zal er poolwaarts van dit punt meer sneeuw vallen dan er afsmelt.

F. Het landijs kan zich uitbreiden doordat het in de hoogte groeit. Daardoor steekt een groot deel van de ijskap boven de evenwichtslijn uit.
(Opmerking: In figuur 2.25 loopt de lijn PQ vrij steil omhoog; in werkelijkheid ligt de lijn erg vlak. In de Alpen ligt de sneeuwgrens nu op ongeveer 2.000 m en in Noord-Scandinavië komt hij dicht bij het zeeniveau).

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies