Herhalen 6.1/6.2 en start 6.3

Deze les / deze week
Maken de opgaven van 6.3. Is alles af t/m 6.2? Van veel nog geen huiswerk gezien.
Doelen deze week:
- Je kan de brutowinst en nettowinst uitrekenen.
- Je kan de omzet berekenen.
- Je kan de verkoopprijs en consumentenprijs berekenen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les / deze week
Maken de opgaven van 6.3. Is alles af t/m 6.2? Van veel nog geen huiswerk gezien.
Doelen deze week:
- Je kan de brutowinst en nettowinst uitrekenen.
- Je kan de omzet berekenen.
- Je kan de verkoopprijs en consumentenprijs berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Noem de vier productiefactoren

Slide 2 - Open vraag

De wekelijkse markt op vrijdag in Zwolle is een .....
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 3 - Quizvraag

Melkboer Teun heeft een bedrijfsauto gekocht € 25.000. De restwaarde is na 8 jaar nog € 7.000. Hij verwacht de auto dus 8 jaar te gebruiken.
Bereken de jaarlijkse afschrijving voor deze bedrijfsauto

Slide 4 - Open vraag

Filmpje over winst/verlies

Slide 5 - Tekstslide

Afzet
Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt.

Slide 6 - Tekstslide

Omzet
Afzet x de verkoopprijs

LET OP: de verkoopprijs is exclusief btw!

Omzet wordt ook wel opbrengst of verkoopwaarde genoemd. Dus absoluut GEEN winst.

Slide 7 - Tekstslide

Nettowinst berekenen
- Omzet --> ( Aantal verkochte producten/ afzet  x Verkoopprijs)
- Inkoopwaarde --> ( Aantal verkochte producten/ afzet x Inkoopprijs )

- Brutowinst --> ( =Omzet - Inkoopwaarde )

- Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

- Nettowinst (= Brutowinst - Bedrijfskosten )

Slide 8 - Tekstslide

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              (verkoopprijs x aantal verkochte producten)
Inkoopwaarde                              (inkoopprijs x aantal verkochte producten)
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Afzet=
A
Winst-overige kosten
B
Overige kosten
C
Aantal verkochte producten
D
Afzet x verkoopprijs

Slide 11 - Quizvraag

Omzet=
A
Winst-overige kosten
B
Overige kosten
C
Aantal verkochte producten
D
Afzet x verkoopprijs

Slide 12 - Quizvraag

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 13 - Quizvraag

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 10.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 14 - Open vraag

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500.
De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 15 - Quizvraag

Je verkoopt 1000 luxe ambachtelijke macarons van €1,50. Inkoop zijn deze €0,70 euro en omdat je een eenmanszaak bent heb je maar €100,- overige kosten. Wat is je afzet?
A
€1,50
B
1000
C
€0,70
D
1500

Slide 16 - Quizvraag

Je verkoopt 100 appeltaarten voor €3,-.
Inkoop van een appeltaart is €1,-.
Overige kosten €100,-.
Wat is de brutowinst?

Slide 17 - Open vraag

Aan het werk
- Maken de opgaven van 6.3
- Maak de opgaven zelf en kijk daarna de opgaven na. Alleen op deze manier leer je van het maken van het huiswerk.
- Stel vragen als je dingen niet goed snapt

Slide 18 - Tekstslide