Grammatica (wwg, ond, lv, mv, bwb)

Grammatica
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Welke zinsdelen hebben we behandeld?
Gebruik de hele naam.

Slide 2 - Woordweb

De vijf zinsdelen
1. werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin)
2. onderwerp (wie/wat + wwg?)
3. lijdend voorwerp (wie/wat + wwg + ond?)
4. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie? + wwg + ond + lv?)
5. bijwoordelijke bepaling (plaats/tijd/hoedanigheid)

Slide 3 - Tekstslide

De basiszin
In een basiszin zitten alleen de zinsdelen die echt nodig zijn bij het werkwoord.

lopen --> iemand loopt (wwg + ond = 2)
praten --> iemand praat (wwg + ond = 2)

lezen --> iemand leest iets (wwg + ond + lv = 3)

geven --> iemand geeft iets aan iemand (wwg + ond + lv + mv = 4)

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van
"paardrijden"?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

De basiszin van paardrijden
Iemand rijdt paard.

2 zinsdelen

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van
"versturen"?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

De basiszin van versturen
Iemand verstuurt iets aan iemand.

4 zinsdelen

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen hakken
Uit hoeveel zinsdelen bestaat de volgende zin:

In de meivakantie gaan mijn vrienden en ik naar de bioscoop.

Slide 9 - Tekstslide

4 zinsdelen
In de meivakantie I gaan I mijn vrienden en ik I naar de bioscoop.

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quizvraag

Stap 1 - Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin.

1. persoonsvorm - pv (zit in elke zin)
2. voltooid deelwoord - vdw 
3. infinitief - inf

Slide 13 - Tekstslide

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn
D
Er staat altijd een pv in een zin

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 16 - Open vraag

 Stap 2 - Onderwerp
wie/wat + wwg?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 20 - Woordweb

Stap 3 - Lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + ond?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide