H4 Lezen (les 1 en 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek;
  • je leerwerkboek deel B;
  • je schrift en pen.
Les 1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek;
  • je leerwerkboek deel B;
  • je schrift en pen.
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Update
  • Uitleg 4.3
  • Werkmoment
  • Afsluiten met twee sleepvragen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 Lezen  (p. 172)
  • Ik weet wat een betogende tekst is. (herhaling)
  • Ik weet wat argumenten, tegenargumenten en weerleggingen zijn.
  • Ik kan de leesstrategie kritisch lezen toepassen.
  • Ik kan het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 5 - Tekstslide

Doel van de schrijver (tekstdoel)
  1. Informeren
  2. Overtuigen
  3. Amuseren
  4. Activeren

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Leerdoelen 4.3 Lezen (p. 21)
  • Activerende tekst herkennen.
  • Beeld en opmaak in teksten herkennen.
  • Het tekstverband middel en doel herkennen.
  • Het voorwaardelijk tekstverband herkennen. 

Slide 8 - Tekstslide

Activerende teksten (tekstsoort)
  • Doel is iemand overhalen iets te gaan doen.
  • In zo'n tekst staat ook informatie (uitleg over een product) en tevens wat argumenten (waarom je product zo goed is).
  • Tekstvormen: reclame, advertenties, folders e.d
  • Kan ook oproep zijn om lid te worden of geld te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Beeld en opmaak (lay-out)
  • Beeld en opmaak: belangrijk bij activerende tekst
  • Opmaak: indeling tekst, kleur, lettertype
  • Beeld: Illustraties om aandacht te trekken of om extra       informatie te geven 

Slide 10 - Tekstslide

Werkmoment
4.3 lezen: 
  • Les 1: 1, 4, 5, 9, 10

Kijk samen na, zelfde antwoorden? Mooi! 
Anders? Kijk waarom. Discussie? Pak dan antwoordenboek erbij.

Slide 11 - Tekstslide

Opsommend tekstverband
Redengevend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Uitleggend tekstverband
ten eerste, ook, eveneens,
bovendien, verder, tevens,
want, omdat, daarom
maar, echter, evenwel,
 dat wil zeggen, met andere woorden

Slide 12 - Sleepvraag

Concluderend
Samenvattend
Oorzaak en gevolg
Vergelijkend
dus, dan ook, concluderend
de slotsom is, hieruit volgt
kortom, om kort te gaan, al met al
doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg
net als, zoals, evenals

Slide 13 - Sleepvraag

Afsluiting
  • Volgende les verder met 4.3.
  • Volgende week jij-toets lezen op woensdag.
  • Jij-toets taalverzorging op donderdag in de les.

Slide 14 - Tekstslide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek;
  • je leerwerkboek deel B;
  • je schrift en pen.
Les 2

Slide 15 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Planning
  • Wat weet je al?
  • Uitleg nieuwe tekstverbanden
  • Werkmoment
  • Afsluiten met SO woordsoorten inzien

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 Lezen
  • Activerende tekst herkennen.
  • Beeld en opmaak in teksten herkennen.
  • Het tekstverband middel en doel herkennen.
  • Het voorwaardelijk tekstverband herkennen. 

Slide 18 - Tekstslide

Een oproep is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 19 - Quizvraag

Een handleiding is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 20 - Quizvraag


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 21 - Quizvraag


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 22 - Quizvraag

Een boekbespreking is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 23 - Quizvraag

Om mijn ogen te beschermen,
doe ik een zonnebril op.
A
middel= zonnebril doel= ogen beschermen
B
middel= ogen beschermen doel= zonnebril

Slide 24 - Quizvraag

Doel – middel
om ... te, 
daarmee, 
waarmee, 
opdat

Slide 25 - Tekstslide

Wij gaan morgen naar het museum, mits het mooi weer is.
Wat is de voorwaarde?
A
naar het museum
B
mooi weer

Slide 26 - Quizvraag

Voorwaardelijk

als, wanneer, 
indien, mits, 
tenzij, op voorwaarde dat

Slide 27 - Tekstslide

Werkmoment
4.3 lezen: 
  • Les 1: 1, 4, 5, 9, 10
  • Les 2: 12, 13, 14, 15, 16, 17.

Kijk samen na, zelfde antwoorden? Mooi! 
Anders? Kijk waarom. Discussie? Pak dan antwoordenboek erbij.

Slide 28 - Tekstslide

Afsluiting
  • Volgende week: zorg dat je opdrachten 4.3 af  hebt.
  • Dinsdag starten met 5.3
  • Woensdag jij-toets lezen bij mentor
  • Donderdag Jij-toets taalverzorging en opdrachten maken.
SO inzien

Slide 29 - Tekstslide