Herhaling stof themaboekje Mens en Dier

Herhaling stof themaboekje Mens en Dier
Herhaling stof themaboekje Mens en Dier


Paragraaf 3: Lezen
Paragraaf 5: Schrijven
Paragraaf 6: Tekst en beeld
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling stof themaboekje Mens en Dier
Herhaling stof themaboekje Mens en Dier


Paragraaf 3: Lezen
Paragraaf 5: Schrijven
Paragraaf 6: Tekst en beeld

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 3 Lezen
Paragraaf 3 Lezen
Tekstdoelen:
  • Activeren 
  • Amuseren 
  • Informeren 
  • Instrueren  
  • Overtuigen

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoel: activeren
Lezer tot actie laten komen. De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.

Voorbeelden: reclamefolder, advertentie, uitnodiging, affiche, flyer

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoel: amuseren
De schrijver wil dat je je vermaakt.

Voorbeelden: roman, strip, rap, cartoon, kort verhaal, mop, column

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoel: informeren
De schrijver geeft informatie over een onderwerp.

Voorbeelden: nieuwsbericht, verslag, studieboek, (achtergrond)artikel, folder

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoel: instrueren
De schrijver geeft praktische informatie, vertelt hoe je iets moet doen.

Voorbeelden: instructie, recept, bijsluiter

Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.

Voorbeelden: betoog, ingezonden brief

Slide 8 - Tekstslide

Oefening:
Oefening

Slide 9 - Tekstslide

Welk tekstdoel past het beste bij deze tekst?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Welk tekstdoel past hier het beste bij?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 12 - Quizvraag

Theorie paragraaf 5: schrijven
Rekening houden voor wie je schrijft: je publiek
  • Het onderwerp;
  • De inhoud;
  • Het taalgebruik;
  • Plaats van publicatie;
  • De lay-out.

Slide 13 - Tekstslide

Taalgebruik
  • Formeel taalgebruik: netjes, zoals in schrijftaal
  • Informeel taalgebruik: spreektaal, makkelijke woorden, korte en geen ingewikkelde zinnen, 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk taalgebruik past hier het best?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Welk taalgebruik past hier het best?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 18 - Quizvraag

Theorie paragraaf 6: Tekst en beeld
Drie functies bij afbeelding bij tekst:
  • Aandacht trekken;
  • Informatie verduidelijken;
  • Informatie aanvullen. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welke functie heeft de afbeelding bij deze tekst?
A
Aandacht trekken
B
Informatie geven
C
Informatie verduidelijken

Slide 21 - Quizvraag

Nu: zelfstandig aan het werk met de flyer

Slide 22 - Tekstslide