3.2 Organismen en hun omgeving, voedselrelaties


3.2 Organismen en hun omgeving, voedselrelaties
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


3.2 Organismen en hun omgeving, voedselrelaties

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Je kunt invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren
- Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven in een voedselketen en een voedselweb
- Je kunt uitleggen wat het belang van insecten is voor de landbouw
- Je kunt uitleggen wat kenmerken van producenten, consumenten en reducenten zijn
- Je kunt beschrijven wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een kringloop van stoffen

Slide 2 - Tekstslide

Organismen en hun omgeving
Elk organisme is afhankelijk van zijn omgeving. Die omgeving bestaat uit andere organismen, maar ook uit levenloze factoren, zoals licht, water en lucht.

Het milieu (de leefomgeving) heeft invloed op organismen. Maar organismen beïnvloeden ook hun milieu. Planten geven bijvoorbeeld zuurstof af aan het milieu en regenwormen maken gangen waardoor de bodem luchtiger wordt. Het deel van de biologie dat de relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu onderzoekt, heet ecologie.
Invloeden van de levende natuur noem je biotische factoren. Deze invloeden zijn afkomstig van andere organismen. Invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur noem je abiotische factoren. In de afbeelding hieronder zie je biotische en abiotische factoren die van invloed zijn op een roodborstje.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Na een regenbui zie je vaak regenwormen uit de grond kruipen. Het milieu (de regen) heeft invloed op de regenworm.
Regenwormen kruipen uit de grond als gevolg van een verandering in een factor. Is dit een biotische of abiotische factor?
A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 5 - Quizvraag

Zijn algen in een rivier zijn een biotische of abiotische factoren?


A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 6 - Quizvraag

Is zuurstof een biotische of abiotische factor?
A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 7 - Quizvraag

Lees het artikel en bekijk het filmpje in het artikel.
Er zijn enkele biotische factoren genoemd en enkele abiotische factoren.   Waar horen de factoren bij thuis?
Biotische



Abiotisch
Stikstof
Dieren
Water
Planten

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Link

Lees het artikel en bekijk het filmpje in het artikel.
Enkele soorten organismen horen thuis in Nederland (inheemse soorten), maar andere soorten komen uit het buitenland (exoten).
Waar horen de volgende soorten bij thuis?
invasieve soorten



Inheemse soorten
Dopheide
Adder
Watercrassula
Pijpenstrootje
Gagel
Cranberry
Amerikaanse rivierkreeft
Appelbes

Slide 10 - Sleepvraag

Voedselrelaties in een omgeving
In de natuur leven meerdere soorten organismen door elkaar heen. Het is eten en gegeten worden. Als in de natuur een organisme een ander organisme eet, dan wordt er energie overgegeven van het ene organisme op het andere. Je eet immers om energie binnen te krijgen. Welke organismen elkaar eten kan worden weergegeven in een voedselketen en in een voedselweb.



Slide 11 - Tekstslide

Voedselketen
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort.  Aan de start van een voedselketen staat 
altijd een plant. Planten worden producenten
genoemd, omdat planten hun eigen voedingsstoffen kunnen produceren (door fotosynthese). De dieren worden consumenten genoemd, omdat 
ze andere organismen nodig hebben om
voedingsstoffen binnen te krijgen (consumeren). De pijlen geven aan door welk organisme een plant of een ander organisme wordt gegeten. 

Slide 12 - Tekstslide

Kijk in de afbeelding van het voedselweb.
Wat zijn de producenten?

Slide 13 - Open vraag

Voedselweb
In werkelijkheid is er in een leefgebied nooit maar één voedselketen. Elke soort kan het voedsel zijn voor vele andere soorten. In een leefgebied lopen dan ook meerdere voedselketens door elkaar. Zo'n verzameling van voedselketens kan je weergeven in een voedselweb.


Slide 14 - Tekstslide

Kijk in de afbeelding van het voedselweb.
Welke organismen worden gegeten door de kikker?

Slide 15 - Open vraag

Kijk in de afbeelding van het voedselweb.
Welke organismen eten de veldmuis?

Slide 16 - Open vraag

Opdracht: Ontwerp je eigen voedselweb
Voor deze opdracht ga je eerst zelf een voedselweb samenstellen. Daarna (bij de volgende opdracht) verandert het ecosysteem en dat heeft gevolgen voor het door jou samengestelde voedselweb. Welke? Daar ga je over nadenken.


Je werkt in tweetallen.

Stel je voor: je bent beheerder van een stuk eikenbos. In dit leefgebied met eikenbomen zijn ook andere organismen aanwezig. In de bijlages zie je plaatjes en een beschrijving van de andere organismen.

1. Lees de toelichting bij de organismen (bijlage 1)
2. Knip de plaatjes van bijlage 2 uit en schrijf er de namen bij.
3. Maak een voedselweb van het leefgebied in het bos met eikenbomen. Gebruik hiervoor de plaatjes. Plak de plaatjes op een lege A4.
4. Omschrijf de betekenis van een pijl.


Slide 17 - Tekstslide

Inleveren je voedselweb

Slide 18 - Open vraag


Als beheerder van het eikenbos vind jij dat er teveel bladluizen zijn op de eiken. De bladluizen worden bestreden met het anti-bladluismiddel Denka. Gebruik het voedselweb van de vorige opdracht.

- Voor welke organismen in dit voedselweb heeft dit gevolgen?
- Zijn de gevolgen voor elk organisme even groot? Leg uit.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video


Wat is het effect van het gebruik van bestrijdingsmiddelen (pesticiden) in de landbouw op het Nederlandse ecosysteem? Hoe kan je dat verklaren?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het effect van de afname van het aantal insecten op voedselproductie?


Slide 22 - Open vraag

Wat maakt een tuin of boerderij insect vriendelijk?


Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Bespreek bovenstaande afbeelding met klasgenoten. Wat denken jullie?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Welke organismen zitten er in het wormenhotel uit het filmpje?

Slide 27 - Open vraag

Zoek op internet de volgende zaken op:
- Hoe ontstaat compost?
- Wat is compost?
- Waarvoor kan je compost gebruiken?

Slide 28 - Open vraag

Dat wat niet wordt opgegeten...
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden als voedsel gebruikt door afvaleters (zie afbeelding). De resten die de afvaleters achterlaten, worden verder afgebroken (gereduceerd) door bacteriën en schimmels. Je noemt bacteriën en schimmels daarom reducenten.


Slide 29 - Tekstslide

Kringloop
In de natuur maken alle stoffen een kringloop door (zie afbeelding). Reducenten zetten de stoffen uit de dode resten van organismen om in koolstofdioxide, mineralen en water. Koolstofdioxide en water kunnen weer door producenten worden opgenomen en bij de fotosynthese worden gebruikt. Ook de mineralen kunnen weer door producenten worden opgenomen. Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters, bacteriën, schimmels weer bij planten terecht.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video


Kies uit juiste woord:
Planten zijn.....
A
producten
B
consumenten
C
reducenten
D
groen

Slide 32 - Quizvraag


Kies uit juiste woord:
Schimmels en bacteriën zijn.....
A
producten
B
consumenten
C
reducenten
D
vies

Slide 33 - Quizvraag


Kies uit juiste woord:
Dieren zijn.....
A
producten
B
consumenten
C
reducenten
D
vies

Slide 34 - Quizvraag

Zet de gebeurtenissen van de kringloop in de juiste volgorde.

Start bij: "Een plant neemt koolstofdioxide op uit de lucht."

Slide 35 - Tekstslide

Zet de gebeurtenissen van de kringloop in de juiste volgorde.
Start bij: "Een plant neemt koolstofdioxide op uit de lucht."
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 36 - Sleepvraag

Wie eet wie? Geef met pijlen aan hoe de voedselrelaties in dit voedselweb lopen.

Slide 37 - Open vraag

Wie zijn de producenten? Omcirkel deze met groen.
Wie zijn de consumenten? Omcirkel deze met rood.
Wie zijn de reducenten? Omcirkel deze met blauw.*

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Link

Lees bovenstaand artikel. Bekijk het voedselweb dat je hebt getekend.
Leg uit wat het gevolg is van de vogelgriep op het voedselweb.

Slide 40 - Open vraag

KLAAR

Slide 41 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 42 - Tekstslide