Les 4: de organen voor vertering

Les 4: de organen voor vertering
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 4: de organen voor vertering

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen.
  • Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
- Leerdoelen
-Herhalingsopgaven
-Uitleg
-Opgave de organen voor vertering
-Filmpje

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekend vertering?

Slide 4 - Open vraag

Welke voedingsstof kan vanuit de darmwand direct in het bloed worden opgenomen, zonder eerst te worden verteerd?

A
Glucose
B
Zetmeel
C
Suiker
D
Eiwitten

Slide 5 - Quizvraag

De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van...................... in ....................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van.....................
De enzymen in...................... zorgen ervoor dat voedingsstoffen........................ worden afgebroken. Voedingsstoffen die...................... door de darmwand heen kunnen worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen...........................door de darmwand heen.
Sleep de onderdelen naar de zinnen.
Verteringssappen
Verteringssappen
Sneller
Langzamer
Voedingsstoffen
Voedingsproducten
Wel
Niet

Slide 6 - Sleepvraag

Wat moet eerst worden verteerd voordat het kan worden opgenomen in het bloed?
A
mineralen
B
vetten
C
vitaminen
D
water

Slide 7 - Quizvraag

Verteringssappen worden gemaakt door ...
A
verteringsproducten
B
verteringsklieren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van de snijtanden?
A
het fijnmalen van voedsel
B
het afbijten van voedsel
C
voedsel verdelen in kleine stukken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe kun je kiezen herkennen?
A
kiezen hebben een puntige bovenkant
B
kiezen hebben een gladde bovenkant
C
kiezen hebben een knobbelige bovenkant

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de functie van de kiezen?
A
het fijnmalen van voedsel
B
het afbijten van voedsel
C
chemische vertering

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de drie functies van darmperistaltiek?

Slide 12 - Open vraag

Darmperistaltiek is het afwisselend samentrekken en ontspannen van kringspieren en lengtespieren in de hele wand van het darmkanaal.

A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De organen voor vertering
De organen van het verteringsstelsel liggen voornamelijk in de romp. Belangrijke organen voor de vertering zijn de slokdarm, maag, lever, dunne darm en dikke darm.

Slide 14 - Tekstslide

Mondholte, keelholte en slokdarm
De vertering van voedsel begint in je mondholte. Je speekselklieren(zie afbeelding linksonder) produceren speeksel, een verteringssap dat bestaat uit water, slijm en een enzym. Het slijm verhoogt de glijbaarheid van het voedsel, waardoor het inslikken gemakkelijker gaat. Het enzym in speeksel zorgt voor de vertering van zetmeel. Hierdoor wordt zetmeel in je voedsel voor een deel al in je mond verteerd.
Met je tong verplaats je het voedsel vanuit je mondholte naar je keelholte. Door te slikken wordt het voedsel in je slokdarm geduwd. Bij het inslikken wordt de neusholte automatisch afgesloten met de huig en de luchtpijp met het strotklepje (zie afbeelding rechtsonder). Het voedsel kan dan alleen je slokdarm in.

Slide 15 - Tekstslide

Maag
Door de darmperistaltiek van je slokdarm wordt het voedsel voortgeduwd naar je maag. Ook in de maagwand zitten kringspieren en lengtespieren. Doordat deze spieren zich afwisselend samentrekken en ontspannen, is je maag vrijwel constant in beweging. Hierdoor wordt het voedsel gekneed en vermengd met de verteringssappen uit de maagwand (zie afbeelding).
Maagsapklieren in de maagwand produceren maagsap. Maagsap bestaat uit water, zoutzuur en een enzym. Het zoutzuur doodt bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen. Door het enzym in het maagsap worden eiwitten in je voedsel voor een deel verteerd.
Aan het eind van je maag zit een kringspier die de uitgang van je maag kan afsluiten: de maagportier. Deze laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door naar de twaalfvingerige darm. Hierdoor heeft de maag een functie als tijdelijke opslagplaats voor voedsel.

Slide 16 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier

Via de maagportier komt het voedsel in de twaalfvingerige darm (afbeelding links ). In deze darm komen verteringssappen uit de lever en de alvleesklier bij het voedsel.
De lever produceert gal, die tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt de gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd, wanneer dat nodig is. De galblaas is dus geen klier, maar een opslagplaats. 
Vetten mengen zich niet met water, maar vormen grote druppels. Gal verdeelt die grote vetdruppels in kleinere druppeltjes (afbeelding rechts). Dat heet emulgeren. Door het emulgeren wordt het oppervlak van de druppels sterk vergroot. Daardoor zijn de vetten beter bereikbaar voor enzymen en kunnen ze sneller worden verteerd. Gal verteert vetten niet, maar emulgeert ze alleen. In alvleessap van de alvleesklier zitten verschillende enzymen die zorgen voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten.

Slide 17 - Tekstslide

Dikke darm en blindedarm
De dunne darm mondt uit in de dikke darm (zie afbeelding). Vlak onder deze overgang ligt de blindedarm. De blindedarm heeft geen eigen functie bij de vertering. Aan de onderkant van de blindedarm zit een uitstulping: het wormvormig aanhangsel of de appendix. Bij een ‘blindedarmontsteking’ is dit aanhangsel ontstoken. Het wordt dan operatief verwijderd. De blindedarm zelf blijft zitten.
De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang. Vanuit de dunne darm komen onverteerde voedselresten in de dikke darm. Deze brij bevat nog veel water. Via de wand van de dikke darm wordt vrijwel al dit water opgenomen in het bloed. Daardoor wordt de brij van voedselresten ingedikt. Als dat niet voldoende gebeurt, heb je diarree. Je verliest dan te veel vocht en kunt uitdrogen.

In de celwanden van plantaardig voedsel zit cellulose. Dit koolhydraat is voor mensen moeilijk 
te verteren, want in de verteringssappen van mensen zit geen enzym dat cellulose 
kan verteren. In de dikke darm leven bacteriën die wel zo’n enzym produceren. Hierdoor
wordt in de dikke darm een deel van de plantaardige voedselresten alsnog verteerd. Bij de 
vertering van cellulose ontstaat onder andere glucose dat voor een deel wordt 
opgenomen in het bloed.

Slide 18 - Tekstslide

Ontlasting
Door de darmperistaltiek gaan de ingedikte, onverteerde voedselresten naar de endeldarm. Daar worden ze tijdelijk opgeslagen. Het darmkanaal wordt afgesloten door een kringspier: de anus. Van tijd tot tijd ontspant deze kringspier zich en wordt de endeldarm geleegd. Dat noem je ontlasting (poepen).

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf de namen op van onderdelen: 1, 4, 5, 6, 8, 11, 12, 18.
Schrijf ze zo op 1=...

Slide 20 - Open vraag

Nadat je je voedsel hebt gekauwd, slik je het door.
1.Welk deel zorgt ervoor dat het voedsel niet in de luchtpijp komt?
2.Welk deel zorgt ervoor dat het voedsel niet in de neus komt?
A
1. het strotklepje, 2. de huig
B
1. de huig, 2. het strotklepje
C
1. het strotklepje, 2. daar zit geen klep
D
1. de huig, 2. daar zit geen klep

Slide 21 - Quizvraag

Je voedsel gaat door verschillende organen. Daar wordt het voedsel verteerd.
Sleep de organen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
Maag
Dikke darm
Slokdarm
Mondholte
Endeldarm
Twaalfvingerige darm
Dunne darm

Slide 22 - Sleepvraag

In de maag gaan de meeste bacteriën dood.
Hoe komt dat?
A
Door de kneedbewegingen in de maag
B
Door de temperatuur van de maag
C
Door het zoutzuur in de maag

Slide 23 - Quizvraag

Het komt weleens voor dat er in de galblaas galstenen worden gevormd. Stoffen in gal klonteren dan samen en worden hard: een galsteen. Als een galsteen de galbuis verstopt, kunnen er problemen ontstaan met de vertering.

Welke voedingsstof kan dan niet goed worden verteerd?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten

Slide 24 - Quizvraag

Jan heeft al een aantal dagen diarree.

Wat moet Jan doen?
A
genoeg eten om zijn darmen gevuld te houden
B
medicijnen nemen zodat zijn darmen sneller gaan werken
C
zich warm aankleden zodat hij veel gaat zweten
D
veel water drinken om uitdroging te voorkomen

Slide 25 - Quizvraag

Welk orgaan voert bij Jan zijn taak niet goed uit? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

In de afbeelding zie je een schematische tekening van een deel van het verteringsstelsel.


• Noteer de namen van de organen 1 tot en met 4.
• Noteer de namen van de sappen 5 en 6.

Slide 27 - Open vraag

In de afbeelding zie je een schematische tekening van een deel van het verteringsstelsel.


Wat is de functie van orgaan 3?

Slide 28 - Open vraag

In de afbeelding zie je een schematische tekening van een deel van het verteringsstelsel.


Wat is de functie van sap 6?

Slide 29 - Open vraag

De voedselbrij in de dunne darm bevat veel water. Een deel van dit water is afkomstig van het voedsel.

Waarvan is de rest van het water afkomstig?

Slide 30 - Open vraag

In het water zijn voedingsstoffen en verteringsproducten opgelost.

Wat gebeurt daarmee in de dunne darm?

Slide 31 - Open vraag

Janouk heeft de ziekte coeliakie. Dit betekent dat zij geen gluten kan verdragen. Gluten zijn delen van de korrels van tarwe, rogge of gerst. Bij Janouk worden cellen in het slijmvlies van haar dunne darm afgebroken als zij gluten eet. Hierdoor verdwijnen de darmvlokken waardoor Janouk een tekort krijgt aan mineralen en vitaminen.
Leg uit waardoor mineralen en vitaminen minder goed worden opgenomen bij iemand met coeliakie.

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Lees de tekst ‘Als gewoon eten niet gaat’ op slide 32.

Mevrouw Van Vliet ligt op de intensive care en krijgt voeding via een infuus.

Welke drie voedingsstoffen kunnen worden toegediend via het infuus?
A
glucose, soja-eiwit, vitaminen
B
vocht, zetmeel, glucose
C
soja-eiwit, vitaminen, vocht
D
vitaminen, glucose, vocht

Slide 34 - Quizvraag

Lees de tekst ‘Als gewoon eten niet gaat’ op slide 32.

Leg uit dat patiënten die infuusvoeding krijgen bijna geen ontlasting hebben.

Slide 35 - Open vraag

Lees de tekst ‘Als gewoon eten niet gaat’ op slide 32.

Esra is net geopereerd en kan nog niet goed kauwen en slikken. Hij krijgt daarom sondevoeding. Als hij op de verpakking kijkt, ziet hij dat er onder andere glucose, plantaardige oliën en water in zit.

Leg uit waarom sondevoeding wel plantaardige oliën kan bevatten en infuusvoeding niet.

Slide 36 - Open vraag

Lees de tekst ‘Als gewoon eten niet gaat’ op slide 32.

Is sondevoeding een voedingsmiddel?

Slide 37 - Open vraag

Lees de tekst ‘Als gewoon eten niet gaat’ op slide 32.

Mevrouw Van Vliet en Esra zijn beiden ziek en moeten herstellen.

Welke functies van voedingsstoffen zijn belangrijk om te herstellen? Leg je antwoord uit.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Video