Les 1 week 8

Planning
Lezen
Herhaling lesstof H3 Leesvaardigheid
Uitleg H4 Leesvaardigheid
Aan de slag met H4 Leesvaardigheid
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
Lezen
Herhaling lesstof H3 Leesvaardigheid
Uitleg H4 Leesvaardigheid
Aan de slag met H4 Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Stil Lezen
 Boek lezen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan je in de inleiding de aandacht trekken?

Slide 3 - Open vraag

Wat vind je in het slot?

Slide 4 - Open vraag

De hoofdgedachte is
A
het onderwerp van het artikel
B
de mening van de schrijver
C
het belangrijkste wat de schrijver zegt over de bijzaken
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt

Slide 5 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 6 - Quizvraag

Welke tekstverbanden kennen we al?

Slide 7 - Open vraag

 H4 Lezen

Signaalwoorden
Geven aan op welke manier de woorden, zinnen
en alinea´s in de tekst samenhangen.
Bijvoorbeeld: later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch.

De samenhang noemen we tekstverband.

In Lezen H4 focussen we op vier tekstverbanden.

Slide 8 - Tekstslide

 H4 lezen

Tegenstellend verband: Tegenstelling
Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch.
Voorbeeld: Je hoeft dit nu nog niet te leren, maar het is wel belangrijk

Toelichtend verband: extra info, voorbeelden 
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan
Voorbeeld:  Ik ben dol op exotisch fruit, zoals ananas, granaatappel en limoen.

Slide 9 - Tekstslide

 H4 Lezen

Chronologisch verband: Tijdsvolgorde
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens.
Voorbeeld: Vroeger was niet erg, nu wel.

Opsommend verband: Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte ?+ getallen of 'dots' (-, *)
Voorbeeld: Ten eerste wil ik dat je oplet, ten tweede wil ik dat je aantekeningen maakt.

Slide 10 - Tekstslide

Chronologisch 
verband
Opsommend 
verband
Tegenstellend
verband
Toelichtend verband
Sleep het signaalwoord
naar het juiste verband
Eerst
Bovendien
Maar
Bijvoorbeeld

Slide 11 - Sleepvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag! 
Maak de opdrachten uit de planning van 23 februari.
Succes!

Slide 13 - Tekstslide