Oefentoets H1

Stofeigenschappen die overeen komen
Stofeigenschappen die verschillend zijn
Smaak
Geur
Kleur
Fase
Oplosbaar in water? 
Kookpunt
Smeltpunt
Dichtheid
1 / 55
volgende
Slide 1: Sleepvraag
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stofeigenschappen die overeen komen
Stofeigenschappen die verschillend zijn
Smaak
Geur
Kleur
Fase
Oplosbaar in water? 
Kookpunt
Smeltpunt
Dichtheid

Slide 1 - Sleepvraag

Is de prijs van een stof een stofeigenschap?

A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Is de temperatuur van een stof een stofeigenschap?


A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Is de massa van een stof een stofeigenschap?



A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Is de dichtheid van een stof een stofeigenschap?



A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

corrosief
explosief
giftig
ontvlambaar
schadelijk

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de faseovergang naar het juiste nummer in de afbeelding
vloeibaar
vast
gas

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de faseovergang naar het juiste nummer in de afbeelding
verdampen
stollen
rijpen
condenseren
vervluchtigen/sublimeren
smelten

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe stel je een reactieschema op?
A
Beginstoffen voor de pijl, reactieproducten na de pijl
B
Reactieproducten voor de pijl, beginstoffen na de pijl

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het reactieproduct in dit reactieschema?
A
Ijzer en water
B
Ijzer, water en zuurstof
C
Roest
D
Ijzer, water, zuurstof en roest

Slide 10 - Quizvraag

In dit reactieschema is koperchloride...
A
de beginstof.
B
het reactieproduct.

Slide 11 - Quizvraag

Hans beschrijft een stukje van een onbekende stof. In welke zin staat een stofeigenschap?
A
Het stukje is grijs
B
Het stukje is opgebouwd uit korrels
C
Het stukje weegt 6,3 g
D
Het stukje kostte 5 euro

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noteer je waterdamp?
A
water (g)
B
water (l)
C
water (s)
D
water (aq)

Slide 13 - Quizvraag

In de winter verandert water in ijs. Als het een paar dagen hard vriest, kun je al op het ijs gaan staan zonder er door te zakken.
Hoe noem je deze faseverandering?
A
condenseren
B
rijpen
C
smelten
D
stollen

Slide 14 - Quizvraag

Als een kaars brandt, dan smelt het kaarsvet.
Welke faseverandering treedt dan op?
A
vast --> vloeibaar
B
vast --> gas
C
vloeibaar --> vast
D
gas --> vast

Slide 15 - Quizvraag

Een geurblokje in het toilet is een vaste stof. Het blokje verandert langzaam in een gas dat je kunt ruiken, waardoor je de nare geurtjes niet meer opmerkt.
Hoe noem je deze faseverandering?
A
smelten
B
verdampen
C
sublimeren
D
rijpen

Slide 16 - Quizvraag

Je spreekt van een ............ als deze stof uit één stof besteet. 

Er ............ moleculen aanwezig

Een voorbeeld hiervan is ............
zuivere stof
Suiker
is één soort

Slide 17 - Sleepvraag

Je ziet een aantal stoffen.
Welke van de volgende stoffen zijn zuivere stoffen?
A
kraanwater
B
soda
C
koffie
D
zout

Slide 18 - Quizvraag

Peter voert een proef uit waarbij hij een zuivere vaste stof verwarmt in een reageerbuis. Tijdens de proef houdt hij het temperatuurverloop bij. Kies de juiste antwoorden.
Gedurende de faseverandering (1). het temperatuurgebied waarbij de faseverandering plaatsvindt, noem je het (2)
A
(1) = veranderde de temperatuur. (2) = smelttraject
B
(1) = bleef de temperatuur gelijk. (2) = smelttraject
C
(1) = veranderde de temperatuur. (2) = smeltpunt
D
(1) = bleef de temperatuur gelijk. (2) = smeltpunt

Slide 19 - Quizvraag

Tijdens het afkoelen van een vloeibaar mengsel vindt er een faseverandering plaats.
Welke faseverandering vindt er plaats en hoe heet het temperatuurgebied?
A
vloeibaar naar gas, kooktraject
B
gas naar vloeibaar, smelttraject
C
vast naar vloeibaar, kooktraject
D
vloeibaar naar vast, stoltraject

Slide 20 - Quizvraag

Carl voert een proef uit waarbij hij een vloeibaar mengsel laat afkoelen in een reageerbuis. Tijdens de proef houdt hij het temperatuurverloop bij.

Gedurende de faseverandering
............ 
Het temperatuurgebied waarbij de faseverandering plaatsvindt, noem je het .............

daalde de temperatuur
stoltraject
stolpunt
bleef de temperatuur gelijk

Slide 21 - Sleepvraag

Zuivere stof
smelttraject
Stolpunt
Mengsel

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is een emulsie?
A
2 vaste stoffen die niet mengen
B
2 vloeistoffen die niet mengen
C
een vaste stof in een vloeistof die niet mengen
D
2 vloeistoffen die wel mengen

Slide 23 - Quizvraag

Een suspensie is een bepaald soort mengsel. Een suspensie is ...
A
Helder en altijd gekleurd
B
Helder en soms gekleurd
C
Troebel en altijd gekleurd
D
Troebel en soms gekleurd

Slide 24 - Quizvraag

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater (water met zout)
B
Dagcreme (water met olie)
C
jus d'orange (water met vruchtenconcentraat)
D
Koffie (water met koffiesmaak)

Slide 25 - Quizvraag

Mengsel
Zuivere stof

Slide 26 - Sleepvraag

Een mengsel van een vloeitstof en een vaste stof
Een mengsel van twee vloeistoffen die goed met elkaar mengen
Een mengsel van twee vloeistoffen die niet goed met elkaar mengen
Oplossing 
Emulsie
Suspensie

Slide 27 - Sleepvraag

dit mengsel is:
het is dus een:
dit mengsel is:
het is dus een:
helder
troebel
oplossing
suspensie

Slide 28 - Sleepvraag

Een stof herken je aan de stofeigenschappen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de stofeigenschappen van koffie?
A
Temperatuur en smaak
B
Smaak en kleur
C
Kleur en temperatuur
D
Kleur en prijs per kilo

Slide 30 - Quizvraag

Welke faseovergang hoort bij de pijl te staan?

Slide 31 - Open vraag

Welke faseovergang hoort bij nr. 4?

Slide 32 - Open vraag

Welke faseovergang hoort bij nr. 3?

Slide 33 - Open vraag

Welke faseovergang hoort bij nr. 5?

Slide 34 - Open vraag

De moleculen bewegen heen en weer op één plek. Er is veel aantrekkingskracht. Welke fase is dit?
A
Oplossing
B
Vast
C
Vloeibaar
D
Gas

Slide 35 - Quizvraag

In de gasfase is de aantrekkingskracht tussen moleculen het kleinst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Chemische reactie?
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quizvraag

Wat is GEEN chemische reactie?
A
Verbranden van papier
B
Glas maken uit zand en soda
C
Het roesten van je fiets
D
Koffiebonen malen

Slide 38 - Quizvraag

is dit een chemische
reactie?
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quizvraag

Wat is een emulgator?
A
Een mengsel van water en olie.
B
Een krokodil die zijn prooi verscheurt met zijn tanden.
C
Een stof die helpt bij het mengen van stoffen die normaal niet mengen.
D
Een stof die ervoor zorgt dat stoffen niet meer mengen met elkaar.

Slide 40 - Quizvraag

Zeep is een emulgator.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Een suspensie is een ............ mengsel van een fijn verdeelde ............ , die zweeft in een ............ .
helder
troebel
vaste stof
vloeistof
vloeistof
gas

Slide 42 - Sleepvraag

Een emulsie heeft de neiging om spontaan te ontmengen. Door dit ontmengen ontstaan twee lagen, waarin de vloeistof met de kleinste dichtheid drijft op de andere vloeistof.
Het ontmengen van een emulsie kan worden verhinderd door toevoeging van:
A
een oplosmiddel
B
alcohol
C
een fijn verdeelde vaste stof
D
een emulgator

Slide 43 - Quizvraag

Vet kun je oplossen in ............ 

Nagellakremover bevat voornamelijk ............ 

Spiritus bestaat voornamelijk uit ............ 

Het meest gebruikte oplosmiddel is ............
wasbenzine
water
alcohol
aceton

Slide 44 - Sleepvraag

Bij chemische reacties verdwijnen ............ en ............ nieuwe stoffen. Stoffen voor de reactie heten ............ , 
............ zijn de nieuwe stoffen die bij de reactie ontstaan.
Stoffen
Reactieproducten
beginstoffen
ontstaan

Slide 45 - Sleepvraag

De onzichtbare gassen koolstofdioxide en waterdamp ontstaan bij de verbranding van stookolie.
Welk van de volgende reactieschema's is goed?
A
koolstofdioxide (g) + water (g) --> stookolie (l)
B
Stookolie (l) + zuurstof (g) --> koolstofdioxide (g) + water (g)
C
Koolstofdiode (g) + water (l) --> stookolie (l) + zuurstof (g)
D
stookolie (l) --> koolstofdioxide (g) + water (l)

Slide 46 - Quizvraag

Mitchell voert een proef uit waarbij door een verbranding vast koolstof en waterdamp ontstaan.
Als brandstof heeft Mitchell gebruikgemaakt van het gas methaan. Welk reactieschema is juist?
A
koolstof (s) + water (g) --> methaan (g)
B
koolstof (s) + water (g) --> methaan (g) + zuurstof (g)
C
methaan (g) --> koolstof (s) + water (l)
D
methaan (g) + zuurstof (g) --> koolstof (s) + water (g)

Slide 47 - Quizvraag

Bij het maken van bier vindt er een chemische reactie plaats. Bij deze reactie ontstaan koolstofdioxide en alcohol uit de vergisting van glucose.

Welk reactieschema is juist?
A
bier + koolstofdioxide + alcohol --> glucose
B
alcohol + koolstofdioxde --> glucose
C
glucose --> alcohol + koolstofdioxide
D
bier + glucose --> koolstofdioxide + alcohol

Slide 48 - Quizvraag

Wat is dit?
A
Driepoot
B
Reageerbuisborstel
C
Gaasje
D
Kroezentang

Slide 49 - Quizvraag


A
Trechter
B
Filter
C
Erlenmeyer
D
Indampschaaltje

Slide 50 - Quizvraag

Welke faseovergang vind hier plaats?
A
Stollen
B
Koken (verdampen)
C
Smelten
D
Condenseren

Slide 51 - Quizvraag

Is deze diagram van een zuivere stof of mengsel
A
Dit is een stoltraject en dus van een zuivere stof
B
Dit is een stolpunt en dus van een zuivere stof
C
Dit is een stolpunt en dus van een mengsel
D
Dit is een stoltraject en dus van een mengsel

Slide 52 - Quizvraag

Is deze diagram van een zuivere stof of mengsel
A
Dit is een smelttraject en dus van een zuivere stof
B
Dit is een smeltpunt en dus van een zuivere stof
C
Dit is een smeltpunt en dus van een mengsel
D
Dit is een smelttraject en dus van een mengsel

Slide 53 - Quizvraag

Wat stelt het diagram hiernaast voor?
A
Vaste stof, zuivere stof, dat gaat smelten
B
Vaste stof, mengsel, dat gaat smelten
C
Vloeistof, zuivere stof, dat gaat stollen
D
Vloeistof, mengsel, dat gaat stollen

Slide 54 - Quizvraag

Wat stelt het diagram hiernaast voor?
A
Vaste stof, zuivere stof, dat gaat smelten
B
Vaste stof, mengsel, dat gaat smelten
C
Vloeistof, zuivere stof, dat gaat stollen
D
Vloeistof, mengsel, dat gaat stollen

Slide 55 - Quizvraag