Les 5/6 - Kritische denkvaardigheden & debat

Burgerschap
Kritische denkvaardigheden & debat
Evalueren P1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Burgerschap
Kritische denkvaardigheden & debat
Evalueren P1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag (1A)
8.30 - 8.45 Opening
8.45 - 9.15 Debat
9.15 - 9.30 Pauze
9.30 - 10.00 Oefenen debat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag (1B)
13.15 - 13.30 Terugblik P1
13.30 - 14.00 Evalueren P1 & Nabespreken
14.00 - 14.15 Pauze
14.15 - 14.45 Kritische denkvaardigheden & debat

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Introductieles


- Economische dimensie


- Politiek-juridische dimensie

- Sociaal-maatschappelijke dimensie

- Vitaal burgerschap


- Kritische denkvaardigheden en debat?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren P1
- In het lokaal liggen verschillende papieren. Loop bij ieder papier langs en schrijf op wat je over dat onderwerp kwijt wilt.

- Waarom vind je dat?
- 15 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken evaluatie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritische denkvaardigheden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Je weet wat kritisch denken is en welke kritische denkvaardigheden er zijn
- Je weet hoe je feiten van meningen kunt onderscheiden
- Je kunt uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kritisch denken?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kritisch denken?



'Kritisch denken is het proces om te komen tot een grondig en met betrouwbare gegevens onderbouwd oordeel'


Slide 10 - Tekstslide

Dit is natuurlijk best een ingewikkelde uitleg. Wanneer je dus kritisch nadenkt en de 'stappen doorloopt', kan je tot een mening of oordeel komen wat goed onderbouwd is. Je bekijkt een onderwerp van meerdere kanten, kijkt naar de feiten en naar de meningen van andere mensen. Vervolgens maak je zelf een goed onderbouwd oordeel.
Waarom 'kritisch denken'?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Kritische denkvaardigheden worden steeds belangrijker, ook omdat nepnieuws steeds moeilijker van echt te onderscheiden is. Welke van de volgende krantenkoppen zijn echt, denk je? En welke zijn nep?

Slide 14 - Tekstslide

En, hoeveel had je er goed?
Hoe weet je wat echt of nep is?

Is het handig om een bericht te delen waarvan je alleen de kop hebt gelezen?

Hebben de nepkoppen iets gemeenschappelijks?

Kritische denkvaardigheden

Slide 15 - Tekstslide

Dit is de uitleg van Kritische Denkvaardigheden zoals die op de website van Burgerschap MBO staan. Lees even door.
i

Slide 16 - Tekstslide

Bekijk dit model eens. Kan je de drie punten uit de uitleg uit de vorige slide aan dit model koppelen?
Houding
Nieuwsgierig

Goed geïnformeerd

Inlevingsvermogen

Niet te snel oordelen

Slide 17 - Tekstslide

Als je met kritische denkvaardigheden aan de slag gaat, vraagt dit ook iets van jouw houding. Als jij er niet open voor staat om de mening van een ander te horen of naar de feiten te kijken die op tafel liggen, kan het lastig worden om tot een onderbouwd oordeel te komen. 
Evalueren en onderzoeken

  • Verplaats je in verschillende standpunten
  • Is een bron betrouwbaar? 
  • Checklist HALT

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyseren en structureren
- Verdelen in hoofdzaken en bijzaken
- Structureren van voor- en tegenargumenten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concluderen en beargumenteren

Je komt tot een oordeel (mening, keuze, oplossing)
Kan je je oordeel onderbouwen met argumenten?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feiten vs. meningen


Objectief vs. subjectief
Controleerbaar vs. gevoel
Staat vast vs. kan veranderen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redeneren
Als je iets beweert, is het goed om te onderbouwen waarom je dat beweert. Als je een argument (reden) geeft voor iets wat je vindt of iets wat je niet vindt, noemen we dat een redenering. Bij een redenering koppel je twee of meer beweringen aan elkaar. De ene bewering onderbouwt de andere..

Slide 22 - Tekstslide

Lastige uitleg! Op de volgende pagina staan voorbeelden, als je de voorbeelden snapt is het goed.
Voorbeeld 1:
 'Fietsen is goed voor je (bewering 1), want je verbrandt calorieën (bewering 2)'

Voorbeeld 2:
'Piet is een slechte docent (bewering 1), want hij heeft krullen (bewering 2)'

Slide 23 - Tekstslide

Beide voorbeelden zijn redeneringen, maar ze zijn niet even goed. Of een redering goed is, en met betrouwbare gegevens, hangt af van de argumenten die je geeft.
Bij het eerste voorbeeld heeft de eerste bewering een goed argument gekregen. Bij het tweede voorbeeld is dat niet het geval. Het feit dat hij krullen heeft, zegt niets over zijn kwaliteiten als docent. 

Het kan dus zijn dat beide beweringen waar zijn, maar dat de redenering zelf niet goed is.
Het kan dus zijn dat beide beweringen waar zijn, maar dat de redenering zelf niet goed is..




... maar tijdens een debat moet je redenering wel kloppen!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kritisch denken?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kritische denkvaardigheden zijn er?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feiten
Meningen
Persoonlijk
Is te controleren
Kan veranderen
Het is zoals het is
Subjectief
Objectief

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Debatteren
Argumenteren, spelregels en vorm

Slide 28 - Tekstslide

Vorige week hebben we het al kort gehad over hoe debatteren eruit ziet. We hebben het Lagerhuis filmpje toen al kort gezien.
Debatteren
gaat om het zo overtuigend mogelijk verdedigen of aanvallen van een stelling. Argumenteren en presenteren spelen hierbij een belangrijke rol.
Om beeld te krijgen van hoe een debat eruit ziet:
Op weg naar het Lagerhuis (04:48 - 13:36)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Spelregels bij het Lagerhuisdebat
1. Luister goed en laat elkaar uitpraten

2. Wil je iets zeggen in het debat? Ga dan staan en wacht tot je de beurt krijgt 

3. Leg met voorbeelden uit waarom je iets vindt

4. Durf ook toe te geven

5. Val nooit iemand persoonlijk aan, maar altijd zijn boodschap

6. Leg je neer bij de beslissing van de debatleider

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Debatleider
de docent
Debaters
Jury
studenten
niet debatterende studenten
Taken tijdens debat:
1). Leidt het debat in goede banen
2). Regelt dat studenten die iets in willen inbrengen de beurt krijgen (gelijke verdeling tijd vóór / tegen)
3). Houdt de tijd van het debat in de gaten (5 - 10 min)
Taken tijdens debat:
1). Proberen publiek te overtuigen van hun standpunt
2). Geven argumenten voor of tegen stelling 
3). Proberen argumenten van de tegenstander onderuit te halen door argumenten te geven (geen persoonlijke aanval!!!)
Taken tijdens debat:
1). Letten op kwaliteit argumenten (mening of feitelijk)
2). Letten op overtuigingskracht van debater
3). Letten op lichaamshouding (hoe brengt debater argumenten) 
4). Vullen formulier in over de kwaliteit van het debat
De drie rollen in het Lagerhuisdebat:

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenteren, hoe doe je dat?

Stap 1: Bekijk de stelling die is gegeven en bedenk waar de stelling over gaat

Stap 2: Bedenk argumenten waarom mensen voor of tegen deze stelling kunnen zijn (zoek ook op het internet). Schrijf deze argumenten op

Stap 3: Maak een verdeling tussen zwakke en sterke argumenten. 

Stap 4: Kies de drie argumenten die jij het best vindt. Deze werk je uit in het argumentenschema, compleet met onderbouwing en bron.

timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentenschema

Standpunt  
Argument - 
Voorbeeld - 
Bronnen - 


De overheid moet meer investeren in internationaal treinreizen

Argumentenschema
Standpunt
 

Argument 

Voorbeeld/ onderbouwing 


Bronnen 
De overheid moet meer investeren in een goede internationale treinverbinding..

..want dit verminderd de CO2-uitstoot.

Eén retourtje Amersfoort - Kopenhagen stoot met het vliegtuig 1450kg CO2 uit, terwijl een retour met trein zo'n 160kg CO2 uitstoot.

Slide 34 - Tekstslide

Als je straks aan de slag gaat met het voorbereiden van het debat, vul je net zo'n schema in als op deze pagina. Zie hiervoor de opdracht in de mail.
Zorg dat wanneer je een standpunt en een argument bedenkt, je hier ook altijd een voorbeeld of onderbouwing bij kan geven. Kijk zelf maar eens: wanneer je alleen het standpunt en het argument noemt, is dit lang niet zo sterk als wanneer je er ook het voorbeeld bij noemt. Cijfers en feiten doen het heel vaak goed tijdens een debat, omdat je een feit niet om kan praten. Wanneer je een mening geeft, kan dit natuurlijk wel. 
Standpunt of argument?

(standpunt), want.. (argument)

(argument), dus.. (standpunt)

Slide 35 - Tekstslide

Als je twijfelt wanneer iets een standpunt of argument is, kan je het trucje uit de slide gebruiken. Voorbeeld:
Er zou op school meer burgerschap gegeven moeten worden (standpunt) WANT dat is goed voor je ontwikkeling (argument).

Je kan het ook omdraaien:
Burgerschap is goed voor je ontwikkeling (argument) DUS zou dit meer gegeven moeten worden op school (standpunt)
Tegen
de stelling
Voor 
de stelling
Stelling: 
"Mensen met dementie moeten zelf kunnen beslissen wanneer zij van de afdeling en naar buiten gaan."
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vóór 
de stelling
Tegen 
de stelling
Stelling: 
"Vrijwilligers in de zorg moeten een vergoeding krijgen voor het werk dat zij doen."
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vóór 
de stelling
Tegen 
de stelling
Stelling: 
"De overheid moet meer investeren in de thuiszorg en minder in verzorgingstehuizen."
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies