4.4 Werk voor iedereen?

4.4 Werk voor iedereen?
Leerdoelen:
- waarom werkloosheid een probleem is
- hoe conjuncturele werkloosheid bestreden kan worden
- hoe structurele werkloosheid kan verminderen
- welke andere soorten werkloosheid er zijn
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.4 Werk voor iedereen?
Leerdoelen:
- waarom werkloosheid een probleem is
- hoe conjuncturele werkloosheid bestreden kan worden
- hoe structurele werkloosheid kan verminderen
- welke andere soorten werkloosheid er zijn

Slide 1 - Tekstslide

Oorzaken van werkloosheid:
1 De vraag naar goederen en diensten neemt af door dalende bestedingen     
   (vooral bij conjunctuurgevoelige bedrijven)   
2 Mechanisatie en automatisering 
3 Productie wordt verplaatst naar het buitenland
4 Bedrijven gaan failliet of stoppen met de productie
5 Reorganisatie
6 Werkzoekenden hebben niet de juiste opleiding ('mismatch')


1 =
1 = conjuncturele werkloosheid (= tijdelijk)
2 t/m 6 =
structurele werkloosheid (=blijvend want baan is weg):
2 t/m 5: oorzaak bij werkgevers (vraagzijde arbeidsmarkt)
6: oorzaak bij opleidingen (aanbodzijde arbeidsmarkt)

Slide 2 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid
  • gevolg van minder vraag naar goederen en diensten door afnemende bestedingen.

Slide 3 - Tekstslide

Naast conjuncturele en structurele werkloosheid kennen we ook nog: 
    Seizoenswerkloosheid   
    Regionale werkloosheid 
    Frictiewerkloosheid: 
    kortdurend (na school of 'between jobs')

Slide 4 - Tekstslide

Wat kan de overheid doen om
de werkgelegenheid te stimuleren?

Slide 5 - Open vraag

Maatregelen door de overheid om de  werkgelegenheid te stimuleren zijn o.a.
  • Lagere belastingen voor bedrijven → meer investeringen bedrijven
  • Lagere loonbelasting voor werknemers → meer bestedingen consument
  • Lagere btw-tarieven → meer bestedingen consument
  • Bijscholing of omscholing van werklozen → grotere kans op werk
  • Verlaging van het minimumloon → bedrijven nemen sneller mensen aan
  • Innovatie subsidiëren → betere concurrentiepositie bedrijven
  • Versoepeling ontslagrecht  → bedrijven nemen sneller mensen aan
  •  De overheid kan zelf ook meer investeren --> bijvoorbeeld infrastructuur
BEGRIJP!!!

Slide 6 - Tekstslide

Als de lonen stijgen, betekent dat ...
voor Werknemers:
  • meer inkomen
  • meer besteden
  • goed voor de   werkgelegenheid

voor Werkgevers:

  • hogere kosten
  • prijzen producten   stijgen
  • verkoop daalt
  • slecht voor de   werkgelegenheid

Slide 7 - Tekstslide

Loonmatiging
Zoals je begrijpt willen werknemers meer loon als de prijzen stijgen... Maaaaarrr: als werknemers meer loon krijgen, zullen de prijzen opnieuw gaan stijgen. En dan komt (vooral!) onze export in gevaar want die wordt te duur!! Dan zouden we minder gaan exporteren (= onze internationale concurrentiepositie verslechtert) en dus ook minder produceren. Gevolg: minder werk en meer werklozen. Om dit (=loon-prijsspiraal) te voorkomen, wordt er vaak gesproken over LOONMATIGING. Dat betekent dat de lonen niet of maar weinig zullen toenemen, zodat de prijzen ook niet (te snel) te hoog worden...

Slide 8 - Tekstslide

Verborgen werkgelegenheid
Soms werkt iemand informeel. Dat levert dan geen
formele banen op!!! Er is dan eigenlijk meer vraag naar Arbeid dan wordt "geteld"

Slide 9 - Tekstslide

Frictie werkloosheid
Bijv. je hebt net je diploma gehaald, maar je nieuwe baan start pas over 2 maanden. Je bent dus 2 maanden werkloos.
Seizoenswerkloosheid
Je bent ijsverkoper, dan heb je in de winter bijna nooit werk en ben je tijdelijk werkloos.
Conjuncturele werkloosheid
Soms zit de economie tegen: bedrijven gaan failliet, werknemers worden ontslagen en daardoor hebben veel mensen minder geld te besteden. Er worden dus minder producten gekocht. Daardoor hoeven er minder producten gemaakt te worden: werknemers worden ontslagen. Dit is tijdelijk.
Structurele werkloosheid
De banen zijn voor altijd verdwenen:
- machines en computers nemen het werk over van mensen.
- productie wordt verplaatst naar lage lonenlanden.
- (bijna) niemand wil de producten meer kopen, dus hoeven ze niet meer gemaakt te worden.
- je hebt een opleiding waar geen werk meer in te vinden is.

Regionale werkloosheid
Niet overal is de werkloosheid even groot. 

Slide 10 - Tekstslide

Bij werkloosheid is ......
A
de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod
B
de vraag naar arbeid kleiner dan het aanbod
C
de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid gelijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is onjuist over conjuncturele werkloosheid?
A
Het ontstaat door de verandering in de vraag naar goederen en diensten.
B
Als de prijzen van producten stijgen dan ontstaat er conjuncturele werkloosheid.
C
De overheid kan conjuncturele werkloosheid oplossen door belastingen te verlagen.
D
Als bedrijven hun productie verplaatsen naar een ander land dan ontstaat er conjuncturele werkloosheid.

Slide 12 - Quizvraag

beter onderwijs kan de volgende werkloosheid deels oplossen:
A
frictiewerkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
structureel werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de aanpak van conjuncturele werkloosheid?
A
Beperken van immigratie
B
Verminderen van overheidsuitgaven
C
Verhogen van belastingen op bedrijven
D
Stimuleren van economische groei en investeringen

Slide 14 - Quizvraag

Welke actie kan helpen bij het verminderen van frictiewerkloosheid?
A
Het verhogen van de afstand tussen woonplaats en werkplek
B
Het stimuleren van het gebruik van online vacatureplatforms
C
Het beperken van het aantal beschikbare vacatures
D
Het sluiten van arbeidsbureaus en werkcentra

Slide 15 - Quizvraag

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 16 - Quizvraag

Wat is ONJUIST over conjuncturele werkloosheid??
A
Het ontstaat door de verandering in de vraag naar goederen en diensten.
B
Als de prijzen van producten stijgen dan ontstaat er conjuncturele werkloosheid.
C
De overheid kan conjuncturele werkloosheid oplossen door belastingen te verlagen.
D
Als bedrijven hun productie verplaatsen naar een ander land dan ontstaat er conjuncturele werkloosheid.

Slide 17 - Quizvraag

Karel is werkloos omdat een machine hem heeft vervangen.
Van welke werkloosheid is er sprake?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 18 - Quizvraag

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?
A
Je bent actief op zoek naar werk.
B
Je hebt geen baan.
C
Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
D
Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Slide 19 - Quizvraag

Wie is werkloos?
A
Jasmijn (14) is op zoek naar haar eerste bijbaantje.
B
Tom (68) is gepensioneerd.
C
Willem (38) ontvangt iedere maand een WW-uitkering.
D
Roos werkt bij de Belastingdienst en is op zoek naar een nieuwe baan.

Slide 20 - Quizvraag

Willem is werkloos. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV als werkloze. Behoort Willem tot de geregistreerde werkloosheid of verborgen werkloosheid?
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid

Slide 21 - Quizvraag

Er is veel werkloosheid bij een
A
krappe arbeidmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 22 - Quizvraag

In Utrecht is er veel werkloosheid omdat daar veel aanbod op de arbeidsmarkt is. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?
A
Frictiewerkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 23 - Quizvraag

Wie is werkloos?
A
Monique (50) is huisvrouw en wil niet werken.
B
Sara (14) is op zoek naar een bijbaantje.
C
Tim (28) heeft geen werk en is op zoek naar een baan.
D
Bart (42) werkt in een supermarkt en is op zoek naar een nieuwe baan.

Slide 24 - Quizvraag

Ryan is skileraar. In de lente wordt hij werkloos. Hoe noem je deze vorm van werkloosheid?
A
Seizoenwerkloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid

Slide 25 - Quizvraag

Plak hier de gemaakte (gewone) opgaven vanHoofdstuk 4
(uit 1 schrift met naam boven elke blz!)

Slide 26 - Open vraag

Meer foto's van??
Plak die hier....

Slide 27 - Open vraag