Semana 3

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 165 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

¡Buenos días!
Hoy es lunes 14 de septiembre de 2020


Open deze website en log in:

www.lessonup.app

Slide 3 - Tekstslide

El fin de semana (het weekend)


Slide 4 - Tekstslide

El fin de semana pasado (afgelopen weekend)
timer
1:30

Slide 5 - Open vraag


Los objetivos de hoy son: (de leerdoelen)

1. Repaso (herhaling) 
*voorstellen en uitspraak
*verbos (werkwoorden) ser y tener
2. Nuevo tema: el sustantivo y el artículo 
Verbos (werkwoorden): -ar

El avión y  La familia
Bailar, estudiar, cantar






Slide 6 - Tekstslide

La semana pasada (vorige week):




1. Boeken (digitaal)
2. Ecadamy.vacansoleil
3. Uitspraak (Pronuciación)
4. Voorstellen
5. Woordenbingo

Slide 7 - Tekstslide

La pronuciación (uitspraak)

Página 17






Slide 8 - Tekstslide

¡Observa!

ca,co,cu.que, qui______________als /k/  in kat
za,zo,zu,ce, ci__________________ als /th/ in thing
ja, je, ji, jo, ju ge, gi_______________ als /ch/ in lachen
ga, go, gu, gue, gui______________  als /g/ in goal

Slide 9 - Tekstslide

De eerste C in het woord "cocina" spreek je uit als een ...
timer
0:30
A
K
B
S

Slide 10 - Quizvraag

De C 's in het woord "Cinco",
spreek je uit als een....
timer
0:30
A
S/K: sienko
B
K/S: kienso

Slide 11 - Quizvraag

De Q in woorden zoals qué, quiero en
queso, spreek je uit als:
timer
0:30
A
Ké, kijéro, keeso
B
Kwee, Kwéro, Kweeso

Slide 12 - Quizvraag

Neem onderstaande letters over en schrijf op hoe je ze uitspreekt, geef er eev voorbeeld van
h= , u= , ch= , ll= , j=, v=, g= ñ=
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Voorstellen

1. Hola, ¿cómo te llamas?
Hola, me llamo Laura, y tú, ¿cómo te llamas?

2. Hola, ¿.......?
Yo ...... Laura, y tú, ¿...?

3. Hola, ¿cuál .....?
Hola, mi .... es Laura, y tú, ¿cuál... ?





Slide 14 - Tekstslide

Bingo de palabras:
Página 29


Ejemplo:

Slide 15 - Tekstslide

¿Cómo hablamos en clase?
Hoe praten we in de klas?
1. ¿Cuáles son los deberes?
2.¿Puedo ir al baño?
3 ¿Puedes hablar más despacio, por favor?
4 ¿En qué ejercicio estamos?
5 ¿Puedes hablar más alto/ más bajo, por favor?
6.  Mi cámara no funciona
7.  El audio no funciona
8. ¿No lo entiendo muy bien, puedes repetir?

Slide 16 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 17 - Sleepvraag

Verbos SER y TENER
werkwoorden zijn & hebben






Praten over jezelf en over je familie


Slide 18 - Tekstslide

  Benoem de vormen van ser en tener

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Nuevo tema:

Los sustantivos y los artículos

Zelfstandig naamwoorden en lidwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe herken je die in het Spaans?
Mannelijke zelfstandig 
naamwoorden eindigen op:
 -O: zoals EL libro (het boek), EL niño  (de jongen), EL cuaderno (het schrift)
 -L: zoals EL hotel (het hotel), EL árbol (de boom) 
 -AJE: zoals EL equipaje (de bagage), EL garaje (de garage)
 -OR: zoals EL amor (de liefde) EL vendedor (de verkoper)


Vrouwelijke zelfstandig naamwoorden eindigen op:
-A: zoals LA casa (het huis), LA niña 
(het meisje) LA bicicleta (de fiets)
-SIÓN: LA decisión (de beslissing) 
-CIÓN: LA estación (het station) 
-DAD: LA edad (de leeftijd) LA verdad (de waarheid)
-TAD: LA libertad (de vrijheid),
 -ED: LA pared (de muur)


Slide 22 - Tekstslide

Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden (Los artículos)


Mannelijke en vrouwelijk lidnaamwoorden (página 22)

Slide 23 - Tekstslide

El, La, Un, Una






            Ahora vosotros: Tareas 1.11, 1.15 en 1.17
dos grupos

timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Nuevo tema:
verbos regulares (regelmatige werkwoorden)
-ar, -er, -ir



Hablar
(praten)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide


                      Ahora vosotros: Tareas 1.18, 1.19, 1.20, 1.21
                                         
                                         2 grupos
timer
20:00

Slide 27 - Tekstslide

Los deberes (huiswerk):


Tarea 1.22 (página 28)
Inleveren voor de volgende les 

Slide 28 - Tekstslide

¿Qué hemos aprendido hoy?







¡Buen trabajo chicos!
1.  La pronuciación (toepassen uitspraak herhaling)
2. Los verbos SER y TENER (begrijpen gebruik)
3. Los sustantivos y los artículos
(zelfstandig naamwoorden en lidwoorden begrijpen)
4. El uso de los verbos que terminan en -ar

Slide 29 - Tekstslide