Les: Onderzoekend schrijven voor een werkstuk

ONDERZOEKEND SCHRIJVEN
voor een werkstuk
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Instructies

Onderdelen in deze les

ONDERZOEKEND SCHRIJVEN
voor een werkstuk

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WERKSTUK
Een werkstuk is een (digitaal) verslag met daarin 
informatie over een onderwerp. 
Vaak wordt dit onderwerp in verschillende deelonderwerpen verdeeld door middel van alinea’ s en hoofdstukken.
Informatie over een onderwerp vind je in bronnen (in boeken, in kranten of op internet). Je mag informatie niet overschrijven. 
Je moet de gevonden informatie zo veel mogelijk in je eigen woorden weergeven.
Een werkstuk bestaat uit tekst en afbeeldingen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je leert onderzoek doen naar een onderwerp

- Je leert een tekst onderzoekend te schrijven voor een werkstuk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - artikel kiezen
Je krijgt van de docent vijf verschillende artikelen.

Scan deze artikelen en kies een artikel uit dat je leuk, grappig of interessant vindt. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - artikel lezen
Lees het artikel. 

Markeer belangrijke en interessante zaken.
Let hierbij op de hoofdzaken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - informatie verzamelen

Zoek op internet naar andere artikelen die over hetzelfde onderwerp gaan en verzamel informatie die je voor je werkstuk kunt gebruiken.

Markeer belangrijke en interessante zaken.


Slide 6 - Tekstslide

Bij het formuleren van deze vraag is het belangrijk dat je vraag niet te breed of te smal is. Een brede vraag is moeilijk te beantwoorden, of je ziet door de bomen het bos niet meer. Zorg er dus voor dat je hoofdvraag goed is afgebakend. Gebruik de vraagwoorden wat of waarom. Benoem het onderwerp van de tekst en gebruik woorden uit de tekst om je vraag concreet te formuleren. Je vraag moet niet te smal zijn. Een vraag die je met " ja" of "nee" kunt beantwoorden is te klein. 
Opdracht - informatie opschrijven in eigen woorden
Schrijf de gemarkeerde informatie op in 
je eigen woorden.




• Zoek de betekenis op van moeilijke of onbekende woorden.
• Vervang woorden die je nooit gebruikt door makkelijkere woorden.
• Maak goede, niet te lange zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Bij het formuleren van deze vraag is het belangrijk dat je vraag niet te breed of te smal is. Een brede vraag is moeilijk te beantwoorden, of je ziet door de bomen het bos niet meer. Zorg er dus voor dat je hoofdvraag goed is afgebakend. Gebruik de vraagwoorden wat of waarom. Benoem het onderwerp van de tekst en gebruik woorden uit de tekst om je vraag concreet te formuleren. Je vraag moet niet te smal zijn. Een vraag die je met " ja" of "nee" kunt beantwoorden is te klein. 
Opdracht - deelonderwerpen
De informatie gaat over het onderwerp van het artikel. 
Als het goed is, heb je over verschillende delen van het onderwerp geschreven in je eigen woorden. 
Dit zijn de deelonderwerpen.

Kies drie deelonderwerpen die je gaat gebruiken.




Slide 8 - Tekstslide

Bij het formuleren van deze vraag is het belangrijk dat je vraag niet te breed of te smal is. Een brede vraag is moeilijk te beantwoorden, of je ziet door de bomen het bos niet meer. Zorg er dus voor dat je hoofdvraag goed is afgebakend. Gebruik de vraagwoorden wat of waarom. Benoem het onderwerp van de tekst en gebruik woorden uit de tekst om je vraag concreet te formuleren. Je vraag moet niet te smal zijn. Een vraag die je met " ja" of "nee" kunt beantwoorden is te klein. 
Opdracht - inleiding schrijven
(alinea 1)
Laat de lezer kennis maken met het onderwerp.

Schrijf de inleiding op een manier dat de lezer benieuwd is naar wat je verder schrijft.

Gebruik minimaal drie tot vier zinnen.




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - middenstuk
(alinea 2)

Kies deelonderwerp 1 en schrijf in deze alinea over dit deel van het onderwerp.

Gebruik minimaal vier tot vijf zinnen.




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - middenstuk
(alinea 3)

Kies deelonderwerp 2 en schrijf in deze alinea over dit deel van het onderwerp.

Gebruik minimaal vier tot vijf zinnen.




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - middenstuk
(alinea 4)

Kies deelonderwerp 3 en schrijf in deze alinea over dit deel van het onderwerp.

Gebruik minimaal vier tot vijf zinnen.




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - slot
(alinea 5)

Schrijf in het slot een korte samenvatting of een conclusie. Ook mag je een verwachting opschrijven.

Gebruik minimaal drie tot vier zinnen.




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Opdracht - titel


Noteer een passende titel boven je tekst. 
Je titel is niet langer dan vijf woorden. 

De titel van het artikel dat je hebt gekozen,
mag je niet gebruiken. 




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Opdracht - tussenkopjes


Voeg eventueel een of meer passende tussenkopje toe. Het tussenkopje mag niet gelijk zijn aan een van de tussenkopjes uit het artikel. 

Boven de inleiding zet je geen tussenkopje,
hier staat de titel al boven.




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Controleren en verbeteren -
VORM

- Je tekst heeft een titel (niet meer dan vijf woorden).
- Je tekst is verdeeld in vijf alinea’s en tussen elke alinea staat een witregel.
- Onder je tekst staat je voor- en achternaam en je klas.
- Je tekst heeft niet minder dan 120 en niet meer dan 200 woorden.
- Je tekst ziet er verzorgd uit.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Controleren en verbeteren -
INHOUD

- In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
- In de inleiding vertel je waar je tekst over gaat.
- In alinea 2, 3 en 4 staat een deelonderwerp.
- In elke alinea staat een signaalwoord/voegwoord.
- In het slot wordt een samenvatting of conclusie gegeven.
- Je tekst heb je netjes afgerond, zodat het één geheel is geworden.
- Je tekst is in eigen woorden geschreven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Controleren en verbeteren -
SPELLING

- Alle woorden zijn goed gespeld.
- Elke zin begint met een hoofdletter.
- Elke naam begint met een hoofdletter.
- Alle persoonsvormen zijn goed gespeld.
- Alle leestekens zijn op de juiste manier gebruikt.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ONDERZOEKEND SCHRIJVEN
voor een werkstuk

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies