Bloeddruk meten

Vitale functie: 



Bloeddruk meten 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Vitale functie: 



Bloeddruk meten 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitale functies: 
Controleren van: 
  • Temperatuur;
  • Ademhaling;
  • Hartfrequentie;
  • Bewustzijn
  • Bloeddruk meten 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis activeren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoor je, voel je en zie je bij bloeddruk meten?
Het bloed oefent zoveel druk uit, dat het weer in de arm stroomt, ook al zit de manchet nog strak om de arm = bovendruk (hart trekt samen)  = Eerst hoorbare toon + eerst voelbare polsslag

  Als de druk in de manchet nog verder daalt, stroomt het bloed op een bepaald moment ook in de ontspanningsfase in de arm: de onderdruk. = De laatst hoorbare toon

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk kan beïnvloedt worden door:
A
(In)spanningen
B
Bloedingen
C
Weerstand van de vaten
D
Medicatie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is systolische druk ?

Slide 7 - Open vraag

Systolische druk is de bovendruk en geeft de druk aan wanneer het hart zich samenknijpt. 
Wat is diastolische druk ?
A
Onderdruk
B
druk in de ontspanningsfase v/h hart
C
bovendruk
D
druk in de spanningsfase v/h hart

Slide 8 - Quizvraag

De onderdruk (diastolische bloeddruk) is de druk wanneer het hart zich ontspant. 
Wat is hypertensie

Slide 9 - Open vraag

Bij een verhoogde bloeddruk is de bovendruk hoger dan 140 mmHg en de onderdruk hoger dan 90 mmHg. 
Welke arm mag je geen bloeddruk meten?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen we doen bij een hoge bloeddruk:

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Orthostatische hypotensie
Het hoofd krijgt te weinig bloed toegevoerd, waardoor cliënten de volgende klachten kunnen hebben:
  • Een licht gevoel in het hoofd;
  • wazig zien
  • zwarte vlekken voor de ogen
  • pijn in de schouders en nek
  • flauwvallen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij bloeddruk meten
  • Vermeld de houding bij de gemeten waarde
  •  pomp geen lucht bij in manchet als je de waarde mist: 1 tot 2 minuten wachten -> opnieuw     meten
  • Meet niet  aan een gewonde of oedemateuze arm, een verlamde arm of een arm waar een   infuus in zit, bij voorkeur niet de arm waarbij okselkliertoilet is uitgevoerd.
  • Laat de cliënt minimaal 5 minuten zitten voor de meting. Meet de bloeddruk terwijl de cliënt zit. Let op: benen mogen niet over elkaar. Zorg dat de arm waaraan je meet, wordt ondersteund. En dat deze arm ontspannen ligt, dus geen vuist.
  • Niet praten tijdens meting.
  • Meet de bloeddruk altijd aan dezelfde arm van de cliënt.
  • Meet de bloeddruk aan beide armen als niet bekend is aan welke arm wordt gemeten. Stel de bloeddruk vast door het gemiddelde van de metingen te berekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Eerste meting. Meet de eerste keer de bloeddruk aan beide armen. Meet je een verschil van 10 mmHg of meer (systolische bloeddruk) of 5 mmHg of meer (diastolische bloeddruk)? Voer de meting dan nog een keer uit. Is het verschil er nog steeds? Meet dan in het vervolg de bloeddruk aan de arm met de hoogste waarde.* Is er niet zo’n verschil tussen beide armen, meet dan in het vervolg aan de niet-dominante (niet-'handige') arm. Vind je een verschil groter dan 20 mmHg in de systolische bloeddruk of groter dan 10 mmHg in de diastolische bloeddruk tussen beide armen? Overleg dan met de arts.
Vilans
Eerste meting. 
Meet de eerste keer de bloeddruk aan beide armen. Meet je een verschil van 10 mmHg of meer (systolische bloeddruk) of 5 mmHg of meer (diastolische bloeddruk)? Voer de meting dan nog een keer uit. 
Is het verschil er nog steeds? Meet dan in het vervolg de bloeddruk aan de arm met de hoogste waarde.* Is er niet zo’n verschil tussen beide armen, meet dan in het vervolg aan de niet-dominante (niet-'handige') arm. Vind je een verschil groter dan 20 mmHg in de systolische bloeddruk of groter dan 10 mmHg in de diastolische bloeddruk tussen beide armen? Overleg dan met de arts.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In tweetallen oefenen 
raadpleeg vilans protocollen 

  • Om beurten de bloedruk meten
  • Noteer de metingen 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies