Les 5 TIB, woensdag 18 juni

Taal in de buurt, woensdag 18 juni.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal in de buurt, woensdag 18 juni.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom allemaal!
Hoe gaat het? 
Planning

- Huiswerkbespreking 
- Quiz hoofdstuk 1 
- Hoofdstuk 2: In de kantine
- Zelfstandig werken
- Huiswerk 
- Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

Huiswerkbespreking
-Welke 3 woorden heb je opgeschreven? 
-Welke moeilijke letters heb je in de spiegel geoefend?
Opdracht: spel de 3 woorden voor je klasgenoot. Wissel daarna om.

-Met wie heb je Nederlands gesproken? Heb je minimaal 1x iemand begroet en 1x afscheid genomen?


timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz hoofdstuk 1. Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Klas opsplitsen in groepjes van 3/4

Winnaar krijgt een Nederlandse prijs! (zakje drop/stroopwafels)
Begroeten & afscheid nemen:
Wat zeg je als je weggaat?
A
Hallo
B
Goedendag
C
Tot ziens
D
Doei

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet je collega om 9:00 uur. Wat zeg je?
A
Goedenavond
B
Tot straks
C
Goedemorgen
D
Bedankt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zeg je als je iemand ’s avonds begroet?
A
Goedenavond
B
Hoi/hallo
C
Tot ziens
D
Slaap lekker

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jezelf voorstellen:
Hoe stel je jezelf voor?
A
Ik ben Ana.
B
Hij heet Ana.
C
Wij zijn Ana.
D
Ik heet Ana.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zeg je over je naam?
A
Mijn naam is Emilia.
B
Haar naam is Emilia.
C
Jij heet Emilia.
D
Ik woon Emilia.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zeg je als je iemands leeftijd wil weten?
A
Hoeveel jaren heb jij?
B
Hoe oud ben jij?
C
Wat is je leeftijd?
D
Wie oud ben jij?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je nationaliteit?
A
Ik woon in Nederland.
B
Ik ben Nederlander.
C
Ik spreek Nederlands.
D
Mijn naam is Emma.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vraag je als je iemands adres wil weten?
A
Hoe is je adres?
B
Wie is je adres?
C
Wat is je adres?
D
Waar is je adres?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vraag je als je wil weten waar iemand woont?
A
Wie woon je?
B
Wat woon je?
C
Waarom woon je?
D
Waar woon je?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord + ww (TT):
Ik ... in Amsterdam
A
woont
B
wonen
C
woon
D
woont

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij ... uit India.
A
kom
B
kont
C
komt
D
komen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ... Nederlands.
A
spreek
B
spreken
C
spreekt
D
sprak

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden:
Wat is 14 in woorden?
A
veerdien
B
vierdeen
C
veerteen
D
veertien

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 6 in woorden?
A
zes
B
zus
C
ses
D
sus

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat komt na twintig?
A
dertig
B
tweeëntwintig
C
eenentwintig
D
drieëntwintig

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alfabet & spellen:
Wat hoor je?
A
P
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoor je?
A
M
B
N
C
E
D
C

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lange ...
A
y
B
ij
C
ei

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De griekse ...
A
y
B
ij
C
ei

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2
Dialoog, bladzijde 33.

Eerste keer: luisteren & meelezen.
Tweede keer: schrijf 1 woord op die je niet kent.


Slide 24 - Tekstslide

woorden op het bord schrijven
uitspraak gezamenlijk oefenen


PAUZE! (15 minuten)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
1. Tabel 2.2, blz. 33. Bestudeer de woordenlijst. 
2. Werk in tweetallen. Maak opdracht 1, blz. 34. 

3. Werk samen. Kijk nog eens naar de dialoog en woordenlijst. Maak samen een nieuwe, korte dialoog. Voer het dialoog met elkaar. 








Vragen?

Slide 26 - Tekstslide

Eventueel opdracht 3 bespreken klassikaal als iedereen alles af heeft 
Huiswerk
Familiestamboom:
Teken je familiestamboom in het Nederlands (mag ook fictief zijn). 
Gebruik de woorden uit de woordenlijst 'familierelaties' tabel 2.3, blz. 35.

Schrijf bij elke persoon:
- De naam
- De relatie (bijv. mijn moeder, mijn broer)
- (Optioneel) Leeftijd










Slide 27 - Tekstslide

Als er tijd over is alvast beginnen.
Daarna woordenlijsten dialoog en familie bestuderen als cursisten al klaar zijn.
Noem één nieuw woord
dat je hebt geleerd.

Slide 28 - Woordweb

woorden op het bord schrijven en betekenis opschrijven/uitleggen

eventueel uitspraak oefenen