HV2A Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Grammatica: Woordsoorten

Elk woord in een zin kun je benoemen

Opdracht

Maak opdracht 1 pagina 94 oefenboek 

Ben je klaar? Ga lezen in je leesboek

Huiswerk donderdag 12 september

Geen huiswerk

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit Coca Cola drinken bij de computer.

1. zelfstandig naamwoord (znw)
2. lidwoord (lw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. lidwoord (lw)
2. zelfstandig naamwoord (znw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Zelfstandig naamwoord (znw)

Geeft naam aan allerlei dingen:

• concrete zaken>   auto, boom
  
• abstracte zaken> liefde, enthousiasme
  
• specifieke personen,  dieren en dingen > Isa, Boris, Instagram
  
• die- dat /ev-mv/verkleinwoord
• Andere talen: Duits  znw met een hoofdletter> das Haus

    

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. lidwoord (lw)
2. zelfstandig naamwoord (znw)

Lidwoord (lw)

• Altijd gepaard met znw: de pen, een pen
• Bepaald lw de: mannelijk enkelvoud> de leraar / vrouwelijk enkelvoud>de actrice / meervoud> de hardlopers
• Bepaald lidwoord het: onzijdig enkelvoud> het team

Lidwoord (lw)

• Onbepaald lidwoord een:
  
• Enkelvoud>een leraar
• In meervoud geen onbepaald lidwoord> leraren 

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar het grote huis.  

1. lidwoord (lw)
2. zelfstandig naamwoord (znw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)

Bijvoeglijk naamwoord

• Extra informatie bij znw >een grote tent, de nieuwe jas
  
• Soms verbogen> een duur ticket, het dure ticket 
• Vaak direct voor znw>een paarse krokodil
  
•  Soms na znw>De krokodil is paars.
• Soms zelfstandig > Ik wil een groene!
  
• Trappen van vergelijking> laag – lager – laagst
• Soms afgeleid van ww > de gekochte schoenen
• Soms meer achter elkaar> een mooie, aangrijpende film