Werkwoorden nt2

Wat doe ik?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolMBOvmbo bLeerroute VBLeerroute 1Leerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat doe ik?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik weet wat een werkwoord is.
2. Ik weet wat vervoegen is. 
3. Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd kan vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?
1. Iets wat je kunt doen: lopen, rennen, voetballen, kijken
2. Vervoegen:

ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben

Slide 3 - Tekstslide

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden'
Alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
tas
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 4 - Sleepvraag

ik loop      ik klop            ik sta
ik zit          ik schrijf        ik ren
ik pak        ik eet              ik veeg

ik loop            ik lees                  ik wandel

ik zit                ik schrijf              ik loop

ik speel          ik eet                   ik fiets

Slide 5 - Tekstslide

schrijven  
Ik schrijf een briefje.
Sofie (zij) schrijft een briefje.
Jullie schrijven een briefje.

Let op!
Werkwoorden met een v in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een f.

Slide 6 - Tekstslide

lezen
Ik lees een boek.
Liam (hij) leest een boek.
Matteo en Brandon (zij) lezen een boek.

Let op!
Werkwoorden met een z in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een s.

Slide 7 - Tekstslide

Ik ......................... melk. (drinken)
A
drink
B
drinken
C
drinkt

Slide 8 - Quizvraag

Hij .............naar school. (lopen)
A
loop
B
lopen
C
loopt

Slide 9 - Quizvraag

Jullie..........brood met kaas. (eten)
A
eet
B
eten
C
eeten

Slide 10 - Quizvraag

Gabin.........een boek. (lezen)
A
leezt
B
leest
C
lees
D
lezen

Slide 11 - Quizvraag

Omkar .........naar Nederland. (verhuizen)
A
verhuizt
B
verhuis
C
verhuizen
D
verhuist

Slide 12 - Quizvraag

De man ........op straat. (lopen)

Slide 13 - Open vraag

Ik.......... naar de overkant. (rennen)

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen.........in het lokaal. (zitten)

Slide 15 - Open vraag

Leerdoelen
1. Ik weet wat een werkwoord is.
2. Ik weet wat vervoegen is. 
3. Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd kan vervoegen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?
1. Iets wat je kunt doen: lopen, rennen, voetballen, kijken
2. Vervoegen:
rennen
ik ren
jij rent
hij rent
zij rent
wij rennen
jullie rennen
zij rennen

Slide 17 - Tekstslide

schrijven  
Ik schrijf een briefje.
Sofie (zij) schrijft een briefje.
Jullie schrijven een briefje.

Let op!
Werkwoorden met een v in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een f.

Slide 18 - Tekstslide

lezen
Ik lees een boek.
Liam (hij) leest een boek.
Matteo en Brandon (zij) lezen een boek.

Let op!
Werkwoorden met een z in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een s.

Slide 19 - Tekstslide

bidden
Ik bid in de moskee.
Sofie (zij) bidt in de moskee.
Jullie bidden in de moskee.

Let op!
Werkwoorden met twee dd/ss/pp... in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met één d/s/p...

Slide 20 - Tekstslide

weten
Ik weet veel. 
Liam (hij) weet meer dan jij.
Matteo en Brandon (zij) weten het meest van bomen.

Let op!
Werkwoorden met een lange klank en één letter in het midden e/a/u-->ik/jij/hij/zij-vorm met twee ee/aa/uu...

Slide 21 - Tekstslide

Werkblad
Maak het werkblad.
A: Hazem, Maria, Noah, Hannah
B: Famous, Sayed, Eto, Taisiia, Farhad, Rimas A, Rimas B, Laith

Klaar? --> Check het blad van een andere leerling
Nog een keer klaar? --> pak de woordzoeker!

Slide 22 - Tekstslide

Werkwoordenspel
Groepjes:
1. , Eto, Farhad, Rimas A
2.  Rimas B, Laith, Enas
3. Maria, Hazem, Hannah, Ana, 

Slide 23 - Tekstslide

slapen
Het meisje ... in bed.

Slide 24 - Open vraag

tekenen
De meester ... op het bord.

Slide 25 - Open vraag

De docent ..........een cijfer. (geven)
A
geevt
B
geeft
C
geef
D
geven

Slide 26 - Quizvraag

Ik ..... op de stoel.
A
zit
B
zitten
C
leer
D
leren

Slide 27 - Quizvraag

Jij ..... naar het raam.
A
zit
B
zitten
C
wijst
D
wijzen

Slide 28 - Quizvraag

Jullie ... in de klas.
A
zit
B
zitten
C
leer
D
leren

Slide 29 - Quizvraag

Hij ... naar de meester.
A
lezen
B
leest
C
kijken
D
kijkt

Slide 30 - Quizvraag

Wij ... naar het bord.
A
zit
B
kijken
C
kijk
D
kijkt

Slide 31 - Quizvraag

Ik ..... op het papier.
A
schrijft
B
schrijf
C
schrijv
D
schrijven

Slide 32 - Quizvraag

De jongen .... in bed.
A
slaap
B
slaapt
C
slapen
D
slap

Slide 33 - Quizvraag

Het meisje .... op de stoep.
A
sta
B
staan
C
staat
D
stat

Slide 34 - Quizvraag

De leerlingen ... naar sport.
A
lopen
B
loopt
C
loop
D
lop

Slide 35 - Quizvraag

Jullie ... de koptelefoon.
A
pak
B
pakt
C
pakken
D
paken

Slide 36 - Quizvraag

zitten
Ik .... op de bank.

Slide 37 - Open vraag

praten
Hij .... met de juf.

Slide 38 - Open vraag

doen
Zij ... haar boek in de tas.

Slide 39 - Open vraag

liggen
De tas ... op de grond.

Slide 40 - Open vraag

komen
De leerlingen .... in de klas.

Slide 41 - Open vraag

lopen
De jongen ... naar de supermarkt.

Slide 42 - Open vraag

pakken
Ik ... de Ipad.

Slide 43 - Open vraag

De juf .... naar de klas.

Slide 44 - Open vraag

de jongen.....naar school
A
eet
B
fietst
C
slaapt
D
maakt

Slide 45 - Quizvraag

wij ....veel vlees
A
lopen
B
maken
C
eten
D
drinken

Slide 46 - Quizvraag

Hoe ...jij? mijn naam is Mark.
A
loop
B
heet
C
vraag
D
adres

Slide 47 - Quizvraag

Ik ...in Hoofddorp.
A
leer
B
denk
C
woon
D
slaapt

Slide 48 - Quizvraag

...is je telefoonnummer?
A
zeg
B
praat
C
wat
D
hoeveel

Slide 49 - Quizvraag

Ik speel voetbal, dat vind ik...
A
leuk
B
lopen
C
denken
D
kijken

Slide 50 - Quizvraag